De Tweede Ronde. Jaargang 13
(1992)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 42]
| |
Nederlandse poëzie | |
[pagina 43]
| |
Tussenspel: rondom GiovanniGa naar eindnoot*
| |
Leporello aan de muziekmeesterOnder de tafel ben ik vloeibaar van zijn angst.
Door de dichte ogen zie ik dat hij klaar is voor
de ondergang. Ik zwijg. Hier kan wie voeten
en een hals bezit geen vrijgeleide bieden, stokt
de zang en spannen pauk en koper voor zijn
| |
[pagina 44]
| |
afgejakkerd lijf een zeil van klank. Muziek-
meester, volg vlucht en moord en leugenpraat
van de bezeten man met een subliem accoord,
het keurmerk van de dood, vanaf het rusteloos
begin tot aan het nachtblauw eind: d-klein, D-groot.
| |
Donna AnnaAl spreekt men er niet van, zij is de Moeder
die met veel misbaar de moord misbruikt.
De zoon die vlucht wekt met zijn stil gezicht
haar jachtlust op, zij gaat hem schreeuwend na,
sluit dan weer grillig een galant complot. Twee
drama's lopen door elkaar. Bij haar van binnen
is het een verhitte warboel: bloed, wraak, vuur.
Het maakt hem bang. Draak met twee koppen
heet zijn boos verlangen: elk register nummer
is een zoektocht naar haar schoot; wanhopig
en bevreesd is hij op weg naar de versteende
Vader, beidt het uur dat hem de lokroep
ronselt naar de koele tuinen van de dood.
| |
Dalla sua paceOttavio is van gelei. Hij droogt de vaat,
meedogenloos verdronken in het lauwe sop;
hij volgt het tempo van de vrouw die naast
hem staat. Zij zien naar buiten, waar
Giovanni in de tuin regels met grof-
geschoeide voeten treedt, zijn motorolie-
handen aan de pasgewassen slopen veegt
en zonder omzien, met kanongedaver, gaat.
| |
[pagina 45]
| |
Hij voegt zijn hoge stem bij haar onechte
wraakgezang, brullend staan zij naast elkaar;
doch het ontgaat hem niet hoe desperaat zij
met haar felle blik de zwarte man naziet.
Zij kraakt het glas. Ottavio kijkt schuw
aan het tafreel voorbij; bloedslierten in
het water, dolkstoot van de afgunst zijn hem,
lauwe ridder, vreemd. Ottavio is van gelei.
| |
FeestZerlina mist ten enenmale aanleg voor de wanhoop;
zij schat de schade aan haar huwelijk af, zwicht
voor zijn hoofse motoriek, niet voor de glimlach op
het strak, verwoest gezicht. Hoe zij Masetto's toorn
pareren moet, en wie de schragen ruimt, de schalen
wist: zo kleeft haar denken aan de dingen die men doet.
Intussen roffelt bij de dansvloer de tamboer als
een vermomd soldaat panisch en opgezweept de
maat. Men danst om niet te schoppen, haakt
de armen in elkaar om niet te slaan. Hier
wordt een ingeperkte oorlog uitgevoerd voor wie
het ritme van de laarzen, het gesmoord gekrijs verstaat.
Op de toppen van vervreemding beent Giovanni
door de hel en schenkt de glazen vol. Hij stookt
de vuren op alsof de hitte hem, verbeten
gastheer, redden kan. Zerlina's warme hand
bezegelt niet zijn overwinning maar voorspelt
de kille handdruk van een stenen man.
|
|