Eenzaam kijken
Monika Sauwer
Restaurant Dorrius, Amsterdam, tien jaar geleden.
Er wordt ons, medewerkers van het satirisch tijdschrift, een lunch aangeboden door de hoofdredacteur, een voormalige reclamejongen die in geld uitgeven gelooft.
We zijn met vijfentwintig man, we doen tijdrovende bestellingen, sliptongetjes, garnalencocktails, aperitiefs en witte wijnen. En ondertussen moeten we ‘brainstormen’ over het dubbeldikke Kerstnummer.
Het is twee uur' s middags, gestaag daalt de regen neer uit een loden novemberhemel. Het is windstil buiten en nauwelijks koud. Binnen staat de verwarming roodgloeiend. De schaarse, sufgestookte lucht mengt zich met blauwe rook. Al gauw wordt duidelijk dat de tafel te lang is voor doelmatig vergaderen, maar wie maalt daar om? We drinken, roken, leuteren, nemen een muizehapje, een toastje ganzelever, een olijf.
Af en toe staat iemand half op uit zijn stoel om het woord te nemen, de lachers op zijn hand te krijgen.
De middag tikt weg, glipt tussen neus en lippen door. Buiten valt de schemering. Ik zit dicht bij het raam en zie dat de wolken okergeel zijn. Het asfalt onder de straatlantaarns blinkt als verse pek.
Dan kruist mijn blik die van S., aan het andere, verre uiteinde van de tafel, dicht bij de deur. S. is later binnengekomen. Eerst moest hij nog een echte vergadering uitzitten van het bedrijf waarvan hij mededirecteur is.
De blik van S.. Vermoeide, donkere ogen. Ontheemdheid, lees ik. ‘Wat doé ik hier, tussen die lolbroeken,’ laat ik de blik zeggen. ‘En jij, jij voelt je vast net zo opgelaten als ik.’
De blik kijkt alweer over me heen, naar een verte, een verschiet achter de muur van pukkeltjes-stuc.
Maar ik ben gegrepen, tot diep in mijn schoot. Ik zit op hete kolen, en wens iedereen om me heen dood, behalve S..