De Tweede Ronde. Jaargang 13
(1992)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 26]
| |
Een eigen Juan
| |
[pagina 27]
| |
De libertijn van vroeger verandert in een progressieve intellectueel, dat was Shaw's oplossing. Op het eerste gezicht lijkt het niet alleen een verandering van tijdsbesteding, ook van karakter. De oude Juan tartte de van God gegeven orde door voor zijn eigen plezier te leven, de nieuwe wil de wereld verbeteren: dat is toch niet dezelfde mentaliteit? Bij nader toezien wordt het verschil kleiner. Al was Don Juan begonnen als een schelm van goeden huizen in Sevilla, in de loop van de Europese cultuurgeschiedenis had hij de allure aangenomen van een bevrijder van onze onderdrukte lusten. Een ware wereldverbeteraar werd hij niet, maar hij droeg iets bij. Van de andere kant gezien is een wereldverbeteraar in Shaw's stijl ook geen idealist die zich opoffert voor het heil van de mensheid. Shaw dacht en schreef voor zijn eigen plezier zoals een verleider verleidt voor zijn plezier. In zijn latere jaren toen het nog steeds verkeerd ging met de wereld treurde hij niet; hij werd er verontwaardigd van dat de voorschriften die hij in zijn werk had uitgevaardigd voor de verbetering van alles niet in praktijk gebracht waren. Zo beschouwd had de nieuwe Juan genoeg gemeen met de oude om als een reïncarnatie te kunnen optreden, en hij heeft, al was hij uit een theorie geboren, meer substantie als individu dan zijn voorgangers. Tanner die aan zijn politieke filosofie wil werken en te laat merkt dat Ann hem in een positie van huwelijkespretendent manoeuvreert, is een karakter dat wij ons in de werkelijkheid kunnen voorstellen. De Juan van Sevilla, en die van Sicilië waar Molière hem gesitueerd had, waren abstracties. Dat een man met een onafhankelijk inkomen de tijd vindt om 1003 minnaressen voor zich te winnen is niet ondenkbaar, maar het is nooit opgehelderd wat die drukte en de verdere omstandigheden van zijn leven in hem voor gemoedsstaten teweegbrachten. Hij ging door in de enige richting die hij wist, zonder ooit opgehouden te worden door een voorbijgaande voorkeur voor een vrouw boven een andere. ‘Stel ik mij een enkel individu voor, zie ik hem of hoor ik hem spreken,’ schreef Kierkegaard in zijn essay over Don Giovanni, ‘dan wordt het komisch dat hij 1003 vrouwen heeft verleid, en hoe... Wanneer hij daarentegen muzikaal wordt opgevat, dan heb ik niet te maken met de enkeling, maar met de kracht van de natuur, met het demonische ...’ Zo'n wezen heeft geen persoonlijkheid, net zo min als de Juan als homme absurde van wie Camus zich voorstelde | |
[pagina 28]
| |
dat hij zijn leven in een klooster zou eindigen, ‘face à face avec ce dieu qu'il n'adorepas, le servant comme il a servi la vie, agenouillé devant le vide et les bras tendus vers un ciel sans éloquence qu'il sait aussi sans profondeur.’ Zo abstract waren Don Juan en Don Giovanni, anders was het ook onaannemelijk geweest dat zij door een standbeeld de hel in geslingerd konden worden. Al vertonen zij op het toneel een menselijke gedaante, wij zullen ons hun lot niet aantrekken, daarvoor lijken zij te weinig op levende mannen. John Tanner, de intellectueel die overal over mee kan praten maar weinig merkt van wat er in zijn omgeving omgaat, staat ons nader. Het bezwaar tegen hem is dat niemand een Don Juan in hem zou herkennen als hij anders heette. Hij is een halve Don Juan, de rebel afgesplitst van de verleider, of minder dan een halve: de kleinste helft. Hoe Shaw ook filosofeerde, met een Don Juan wordt nog steeds iemand bedoeld die veel vrouwen heeft verleid, althans hun gezelschap genoten; of, in verzachte huiskamertaal, een charmeur, een ladies' man. Veel wordt de term niet meer gebruikt. Er zijn genoeg andere woorden om een man te benoemen die steeds achter vrouwen aanzit, en in een tijd die makkelijk denkt over huwelijk en overspel kan hij geen flatteuze Spaanse glans meer verwachten.
Misschien komt het idee Don Juan tot nieuw leven als er weer eens een tijd aanbreekt waarin de regels voor de seksuele omgang streng geformuleerd worden. Wij mogen aannemen dat dat op den duur gebeuren zal, zonder te veronderstellen dat de strengheid heilzaam zal werken: maar verandering van tijd tot tijd werkt heilzaam. Het is al verbazend zolang als wij het hebben volgehouden om ons te verlustigen in onze seksuele bevrijding. De allerlaatste datum die opgegeven zou kunnen worden voor het begin van dat proces is 1920. Zeventig jaar bevrijding! Wij moeten er tenslotte genoeg van krijgen, maar niemand die voorziet wanneer. De bevrijding uit de beklemmende armen van de christelijke kerken duurt al tweehondervijftig jaar, en nog steeds schrijven afvalligen boeken over de beginselvastheid waarmee zij zich losgeworsteld hebben. Dagelijks opgeschrikt door kranten met grote koppen, ieder uur ingelicht door nieuwsjournalen, zijn wij geneigd te denken dat de beschaving waarin wij leven steeds in staat van omwenteling verkeert en op zijn minst eens per jaar aan een nieuw hoofdstuk begint. In werkelijk- | |
[pagina 29]
| |
heid is het verbazend hoe lang, terwijl de machtsverhoudingen in de maatschappij geleidelijk andere proporties aannemen, de ideeën die erbij uitgesproken worden hetzelfde blijven klinken. Maar zij kunnen niet voor eeuwig hetzelfde blijven, en ook de seksuele vrijheid zal wel eens beperkt worden, en later weer hersteld, voor de zoveelste keer. Wie over de seksuele vrijheid in Frankrijk en Engeland in de tweede helft van de achttiende eeuw leest wordt bescheiden gestemd over de onze; al was er een harde kern van voorzichtige burgers net als nu, er werd vrijuit gespot met de geboden, en liefdespartners waren overal in de stad te huur en te koop. Als de burgers van toen zich heviger dan wij opwonden over Don Juan moet dat verklaard worden doordat zij nog gewend waren te geloven dat op de achtergrond de oude geboden van kracht bleven. Voor ons zijn ze verouderd. Mensen die er zich aan houden durven geen woord van verwijt meer uit te spreken tegen wie ze negeert. ‘Alles moet mogen,’ niet in de politieke maar in de persoonlijke verhoudingen. De zeventiende-eeuwse Spaanse schelm komt niet in conflict met onze gebruiken. Ook steekt hij er niet boven uit als een rebellerende waaghals. Hij zou misschien een fortuin maken in de 06-lijnen, onder de schuilnaam Jonker Jan. Wij moeten hem respect gunnen voor zijn handige praatjes en zijn betrouwbare potentie; verder geniet hij geen aanzien. Wij kunnen ons makkelijk een geval voorstellen van een homoseksueel die 1003 contacten gehad zou hebben; waarom zou het iets bijzonders zijn voor een hetero?
Als wij nog onder de indruk raken van Don Juan, dan ligt het bijna geheel aan de muziek van Mozart, en aan de tekst van Molière voor wie de moeite neemt om die over te lezen. Bijna geheel: er resteert iets van de glans van de naam, hoe weinig er ook glanst aan de figuur of aan de abstractie. De naam leeft voort en heeft iets grappigs, maar weinig inhoud. Wat wij zouden kunnen doen is Shaws voorbeeld volgen en er een nieuwe inhoud aan geven. Na nog eens honderd jaar, zou de redenering zijn, is de tijd rijp voor een volgende Don Juan. Wat voor een gedaante zou die aannemen? Van een veelheid aan seksuele contacten kijken wij niet meer op; rebellieën tegen God laten ons onverschillig; progressieve intellectuelen zoals John Tanner | |
[pagina 30]
| |
hebben de laatste tijd weinig in te brengen. Wie geeft ons een relevante Don Juan? ‘Philosophically, Don Juan ... follows his instincts without regard to the common, statute or canon law,’ vond Shaw; maar wij zouden eerder een authenthieke Don Juan in Tanner herkennen als hij tenminste een poging deed om zich aan het seksleven te houden. Filosofisch gesproken is Don Juan een man die altijd aan seks denkt, zou de nieuwe definitie kunnen zijn. Dan is hij niet de enige, maar hij onderscheidt zich van degenen die er van tijd tot tijd aan denken, of nu en dan, dat wil zeggen vluchtiger en sneller; en van degenen die er zich zelden druk over maken. Al is onze Don Juan voor het jaar 2000 niet onafgebroken vervuld van seksuele indrukken en voorstellingen, hij heeft zelf het gevoel dat hij er nooit vrij van is. Hij is een man die onder alle omstandigheden innerljke ruimte heeft voor seksuele gewaarwordingen. Tegelijk is hij iemand, en daarmee begint hij aanspraak te maken op onze belangstelling, die zich afvraagt of hij zijn dagen op de best mogelijke manier besteedt. Als hij ooit het voorwoord van Man and Superman heeft gelezen, herinnert hij zich misschien dat volgens Shaw alle grote werken van kunst en cultuur verricht zijn door mensen who are free from the otherwise universal dominion of the tyranny of sex. Zonder zeker te weten of hijzelf voorbestemd is om groot werk te verrichten weet hij in ieder geval dat er talloze andere uitspraken gedaan zijn met de strekking dat de seksuele drang juist de aandrijvende kracht is van alle creativiteit. Welke van deze tegengestelde opvattingen zal hij geloven? Hij kan niet besluiten, en hij probeert het te weten te komen. Het is meer dan een theoretische, het is een praktische vraag voor hem. Soms wanneer hij in bed ligt naast een slapende vriendin (hij wisselt ze nog steeds af natuurlijk, zonder te proberen Giovanni's record te verbeteren) en zich een probleem in het hoofd gehaald heeft om over na te denken, bijvoorbeeld of de taal de werkelijkheid kan weergeven of niet, wordt hij zo afgeleid door de vorm van het lichaam naast hem onder de deken, en door een haarkrul die erboven uitsteekt, dat hij gedwongen is haar te wekken en te verleiden. Nauwelijks is hem dat gelukt en is hij in haar buik doorgedrongen of er komt een idee bij hem op, bijvoorbeeld dat het er niet toe doet of de taal de werkelijkheid weergeeft, alleen of zij ons in staat stelt handelend in te grijpen, en dat neemt hem even zo in beslag dat zijn erectie inkrimpt, | |
[pagina 31]
| |
waarna hij van onzekerheid voorlopig voor beide ongeschikt is, zowel voor de liefde als voor de filosofie. Dat zulke verslappingen optreden, denkt hij later als de vriendin die het niet erg vond weer rustig ligt te slapen, komt doordat ik niet kan besluiten het primaat hetzij aan seks of aan geestelijk leven toe te kennen. Als ik het maximum uit mijn potentie haal, word ik dan een zwierige genereuze kerel zoals iedereen hoort te zijn, terwijl ik met de filosofie zou afzakken naar het niveau van een wijsneus? Of is het andersom: word ik van seks een luidruchtige kroegloper, maar als ik mij op ideeën concentreer een beschavingsmens die zijn stem niet hoeft te verheffen om aangehoord te worden? Met andere woorden, denkt deze Juan, is seks behalve voor de voortplanting en het plezier ook goed voor de ontwikkeling van mijn persoonlijkheid; of is denkwerk beter? En als zij allebei nodig zijn, in welke verhouding dan: fifty-fifty, of anders? Ik wil daar een weldoordacht standpunt over, zegt hij tegen zichzelf; en hij blijft twijfelen. Zijn strijd om het standpunt te bepalen, dat is het verhaal van de nieuwe Don Juan, waarvan het verdere verloop moet worden overgelaten aan de auteur die het tenslotte gaat uitwerken. Wel kunnen vrijblijvend enkele andere motieven genoemd worden die voor opneming in aanmerking komen. Er is bijvoorbeeld het probleem van de omschakeling van een nadenkend, levensonderzoekend gesprek naar de verhevigde stemming voor vrijage. Soms gaat de overgang vanzelf; maar als de discussie ingewikkeld is geworden of verstoord door teveel onenigheid, dan weet Juan, die vast van plan was om de avond met deze vriendin in bed te beëindigen, niet hoe hij om moet schakelen; of als hij het weet heeft hij op het kritieke ogenblik geen zin, zijn long-term planning ten spijt. De geschiedenis weet van veel mannen die geanimeerd konden praten met mooie intelligente vrouwen, denkt hij dan, maar voor hun lustleven liever seksbommen hadden, en misschien ben ik er zo een. Vaak wordt aangenomen dat het is omdat zij zich dan superieur konden voelen; maar misschien was het omdat zij ook zo'n moeite hadden met omschakelen. Er bestaat een hoop bij Juan dat de omschakeling geregeld kan worden met behulp van de omzwevende vrouwenbeelden. Dat zijn de andere vrouwen die hij in zijn verbeelding ziet wanneer hij de ene van het ogenblik in zijn armen neemt. Hij heeft toen hij jonger was wel eens gedacht dat hij toch verplicht zou zijn al de meisjes die hem even | |
[pagina 32]
| |
aangetrokken hadden te verleiden, tot de 1003 toe. Later is hij gaan vermoeden dat hij ze op kon nemen in een complex beeld van de vrouw in al haar gedaanten, dat hij dan liet vertegenwoordigen door de ene vriendin. Als hij uit een dag had overgehouden: de ogen van een vrouw die denkend aan iets of iemand voor zich uitstaarde in de tram; de uitzwierende rok van een meisje dat zich impulsief een halve slag omdraaide toen zij besefte dat zij een bekende voorbijgelopen was; de stem van een onzichtbare bezoekster van de buren die een groet riep buiten op straat; en de boezemgleuf met sproeten van het meisje dat bediende bij de drogist - dan zouden die allemaal 's avonds in de ene grote omhelzing kunnen worden opgenomen. Zekerheid heeft onze Juan niet bij voorbaat: hij zoekt de juiste antwoorden. De rol die hij speelt is minder éclatant dan die van zijn beroemde voorvader, maar er gaat meer in hem om. Nu de specialiteit van de oude Juan, de eendagsvrijage, geen aanspraak meer geeft op bijzondere publiciteit, probeert hij een ander functie in de cultuur te vinden. Het is verstandig van hem, en dat hij een kleurloze burgerlijke indruk maakt vergeleken bij vroeger betekent alleen dat hij meegedemokratiseerd is met de rest van de maatschappij. De edelen die toen te paard voorbijstoven met pluimen op hun hoed staan nu voor het verkeerslicht in hun Suzuki's; in plaats van aan banketten waar naakte meisjes uit de pasteien sprongen zitten zij aan de tv; in herbergen waar zij gewoon waren de waard een zakje geldstukken toe te werpen vragen zij om een bon voor de belasting. Het is al een reden voor vreugde als zij niet volledig geëgaliseerd zijn, en zichzelf kritisch beschouwen; dat doet deze Don Juan. Wel verdient hij in afwachting van een auteur die hem uit gaat werken en op zijn ware betekenis beoordelen, een dramatische finale toegevoegd te krijgen, om niet al te sober af te steken bij de traditie. Zie hem dan in zijn Suzuki door het bos in de buurt van Driebergen onderweg naar een vriendin - tien tegen een alweer verdeeld in zijn gemoed omdat hij eigenlijk teveel te doen had en op deze manier nooit aan slapen toekomt. Hij gaat zich haasten. Hij haalt de auto voor hem in en ziet in het voorbijrijden dat er een vrouw aan het stuur zit, met opgestoken haar waarvan hij altijd de piekjes in de nek aantrekkelijk vindt; ook merkt hij de ronding van haar wang op, en het puntje van haar neus wanneer die in het zicht komt. Kent hij haar ergens van? Hij denkt het even, en kijkt nog eens nader - dan wordt | |
[pagina 33]
| |
hij in de buitenwereld teruggerukt door de toeter van een hoge zware vrachtauto die op hem afkomt. Hij kan de bestuurster met het opgestoken haar niet meer inhalen. Hij remt uit alle macht, en zoekt zijn toevlucht tot de linkerberm; daar komt hij in een greppel terecht, de Suzuki slaat over de kop, en als de politie hem bevrijdt is hij morsdood. ‘U probeerde misschien nog in te houden om hem voorbij te laten,’ zegt een van de agenten als zij de bestuurster ondervragen over de toedracht. Zij geeft eerst geen antwoord. Zij staart voor zich uit in een shocktoestand, ondersteund door de oude heer die in de auto naast haar zat. ‘Mijn dochter is...’ begint de grijsaard, maar voordat hij een aarzeling heeft overwonnen valt zij in met: ‘Ik heb niet ingehouden. Ik heb zo'n hekel aan die mannen die er altijd voorbij willen als zij een vrouw aan het stuur zien. Ik dacht, hij moet het maar eens leren.’ De vrouwelijke politieagent kijkt haar aan; de mannelijke buigt het hoofd. ‘Kom mee naar huis, Anna,’ zegt de oude heer.Ga naar eindnoot* |
|