De Tweede Ronde. Jaargang 13
(1992)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 23]
| |
MonoloogGa naar voetnoot*
| |
[pagina 24]
| |
Bij haar hoef ik niet zo nodig iemand te zijn. En ze doorziet me wel, die zus van mij. Maar ze rept er niet over. Ik bedoel, ze gaat niet van die eindeloze gesprekken beginnen om mijn ziel in kaart te brenge. Je hebt van die vrouwen, die doen niet anders. Wel lief hoor, maar je wordt er hondsmoe van. En op de een of andere manier onthoud ik domweg niet wat ze gezegd hebben. Dan luister ik naar ze en dan denk ik bij iedere opmerking: verdomd, ze heeft groot gelijk. En dan zijn ze verdwenen en met dat ze weg zijn, is die wijsheid ook verdwenen. Foetsie. Verschwunden. Van iedere vrouw die ik ontmoet, denk ik toch altijd weer dat zij het is: de vrouw van mijn leven. Maar na een paar weken weet ik al dat het niet zo is en dan zing ik de rest van mijn tijd uit. Het wordt allemaal alleen maar minder. Ik wil het niet zo, maar zo gaat het wel. Het gaat steevast bergafwaarts. Tot het moment waarop er echt niets meer over is. Niks, niemendal. Ja, haat soms. Afschuw. Dat vind ik erg. Verschrikkelijk. Ik hou er niet van om het zo ver te laten komen dat ik de vrouw met wie ik iets had, ga verafschuwen. Maar het is wel eens voorgekomen, meer dan eens. Ja, helaas. En ze verdienden het geen van allen, die vrouwen. Vrouwen hebben vaak alles voor je over, dat merk je wel. Maar op de een of andere manier merk je het altijd op het verkeerde moment. In het begin vind je het normaal, want dan heb jij ook alles voor haar over en als het bij jou minder wordt, dan zie je pas hoeveel zij voor jou over heeft en dan krijg je er last van. En wat moet je ermee als je dat helemaal niet meer wilt en het je alleen steeds meer gaat benauwen, die liefde? Hoe meer een vrouw van je gaat houden, hoe duidelijker je gaat voelen dat je daar zelf niets tegenover kan stellen. Dan wordt zo'n liefde van zo'n vrouw alleen maar een kwelling, want het enige dat zich bij jou almaar duidelijker doet voelen, is de leegte. En hoe leger jij bent, hoe minder je van ze gaat houden. Volgens mijn zus kies ik er niet voor, voor de liefde. ‘Je bent net zo'n grote eikel als de mannen waar ik schijnbaar op val,’ zegt ze. Ik heb het van dichtbij meegemaakt, die geschiedenis van haar met die man. Ze is er bijna aan onderdoor gegaan. Vanaf het begin zag ik hoe het fout ging en dat zij niks in de gaten had. Ik herkende veel van mijzelf in die man, helaas, en ik wou haar natuurlijk beschermen. | |
[pagina 25]
| |
‘Het is een onmogelijk iemand om mee te leven,’ heb ik tegen haar gezegd en dat ze die klootzak moest laten stikken, dat ze een beter iemand verdiende, iemand die echt van haar hield. Maar niks hoor. Erachteraan, regelrecht de hel in. Kiezen, kiezen. Ik weet het niet. De liefde, dat is toch typisch iets dat vanzelf komt? Daar kies je toch niet voor? En ik heb ook geen criteria, ik bedoel, ik zou niet weten hoe de vrouw met wie ik het wel uit zou houden, eruit zou zien of wat voor karakter ze zou moeten hebben. Hoe kun je dan voor iemand kiezen? Ik vraag ze wel eens, voor de grap natuurlijk, of ze zelf een ham kunnen pekelen. Mijn moeder kan dat. Maar dat kan niemand meer, geen enkele vrouw. |
|