De Tweede Ronde. Jaargang 13
(1992)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 199]
| |
Het tweegevecht tussen Tancredi en Clorinda
| |
[Italiaans]Vuol ne l'armi provarla: un uom la stima
degno a cui sua virtú si paragone.
Va girando colei l'alpestre cima
verso altra porta, ove d'entrar dispone.
Segue egli impetuoso, onde assai prima
che giunga, in guisa avien che d'armi suone,
ch'ella si volge e grida: ‘O tu, che porte,
che corri sí?’ Risponde: ‘E guerra e morte.’
‘Guerra e morte avrai’; disse ‘io non rifiuto
darlati, se la cerchi,’ e ferma attende.
Non vuol Tancredi, che pedon veduto
ha il suo nemico, usar cavallo, e scende.
E impugna l'uno e l'altro il ferro acuto,
ed aguzza l'orgoglio e l'ire accende;
e vansi a ritrovar non altrimenti
che duo tori gelosi e d'ira ardenti.
| |
[pagina 200]
| |
[Nederlands]Een klare dag, een vol theater waardig
waren de dingen die zij daar volbrachten.
O zwarte nacht, die donker en boosaardig
hun schitterende heldenmoed verachtte,
vergun mij dat ik open en rechtvaardig
hun werk doorgeef aan latere geslachten!
Moge de tijd die komt hun daden roemen
en u, o duisternis, met ere noemen!
Ze vechten fel, en in de barre strijd
lijkt elke kunst te hebben afgedaan.
Ze beuken wild en zonder onderscheid,
en 't donker vuurt hun geest tot gramschap aan.
Je hoort de zwaarden, daar waar 't ijzer snijdt,
angstwekkend hard tegen elkaar aan slaan.
Ze wijken niet, en als ze armen heffen
blijkt elke stoot en elke slag te treffen.
De blinde drift zet steeds weer aan tot wraak en
de wraak is 't die weer drift blijkt te verwekken.
Vandaar dat ze niet uitgehouwen raken
en telkens tomeloos ten aanval trekken.
In 't lijf-aan-lijf-gevecht is er geen sprake
van ruimte of rust, van tijd om 't zwaard te strekken.
Ze botsen wild en woest en hard en zwaar
met heft en helm en schildknop op elkaar.
| |
[Italiaans]Degne d'un chiaro sol, degne d'un pieno
teatro, opre sarian sí memorande.
Notte, che nel profondo oscuro seno
chiudesti e ne l'oblio fatto sí grande,
piacciati ch'io ne 'l tragga e 'n bel sereno
a le future età lo spieghi e mande.
Viva la fama loro; e tra lor gloria
splenda del fosco tuo l'alta memoria.
Non schivar, non parar, non ritirarsi
voglion costor, né qui destrezza ha parte.
Non danno i colpi or finti, or pieni, or scarsi:
toglie l'ombra e 'l furor l'uso de l'arte.
Odi le spade orribilmente urtarsi
a mezzo il ferro, il piè d'orma non parte;
sempre è il piè fermo e la man sempre 'n moto,
né scende taglio in van, né punta a vòto.
L'onta irrita lo sdegno a la vendetta,
e la vendetta poi l'onta rinova;
onde sempre al ferir, sempre a la fretta
stimol novo s'aggiunge e cagion nova.
D'or in or piú si mesce e piú ristretta
si fa la pugna, e spada oprar non giova:
dansi co' pomi, e infelloniti e crudi
cozzan con gli elmi insieme e con gli scudi.
| |
[pagina 201]
| |
[Nederlands]Drie keer stort zich de ridder op de vrouw en
slaat hij zijn armen om haar heen, drie keer
ontworstelt zij zich aan de grage klauwen,
die niet die van een minnaar zijn. En weer
begint de strijd en weer dalen de houwen
verwoestend op de twee die vechten neer,
totdat ze op 't eind, wanneer ze niet meer kunnen,
hijgend en wel elkaar wat adem gunnen.
Ze kijken elkaar aan, terwijl ze moe 't
gepijnigd lichaam schragen met hun zwaarden.
Intussen is de laatste sterrengloed
door 't ochtendlicht verdreven van de aarde.
Tancredi, die de ander onder 't bloed
ziet zitten, zwelt van trots en eigenwaarde
en pralend blikt hij rond. Ach, hoe verdwaasd
is 's mensen geest, als 't briesje gunstig blaast!
Rampzalige, vanwaar die vreugde? Wat
bereik je met die vege zegepralen?
Je treurende ogen zullen elke spat
van 't wreed door jou vergoten bloed betalen!
Als zij daar moe en leeg en afgemat
en bloedend uit hun wonden staan te dralen,
verbreekt Tancredi's stem als eerste 't zwijgen
ten einde de ander aan de praat te krijgen:
| |
[Italiaans]Tre volte il cavalier la donna stringe
con le robuste braccia, ed altrettante
da que' nodi tenaci ella si scinge,
nodi di fer nemico e non d'amante.
Tornano al ferro, e l'uno e l'altro il tinge
con molte piaghe; e stanco ed anelante
e questi e quegli al fin pur si ritira,
e dopo lungo faticar respira.
L'un l'altro guarda, e del suo corpo essangue
su 'l pomo de la spada appoggia il peso.
Già de l'ultima stella il raggio langue
al primo aibor ch'è in oriente acceso.
Vede Tancredi in maggior copia il sangue
del suo nemico, e sé non tanto offeso.
Ne gode e superbisce. Oh nostra folle
mente ch'ogn'aura di fortuna estolle!
Misero, di che godi? oh quanto mesti
fiano i trionfi ed infelice il vanto!
Gli occhi tuoi pagheran (se in vita resti)
di quel sangue ogni stilla un mar di pianto.
Cosí tacendo e rimirando, questi
sanguinosi guerrier cessaro alquanto.
Ruppe il silenzio al fin Tancredi e disse,
perché il suo nome a lui l'altro scoprisse:
| |
[pagina 202]
| |
[Nederlands]‘Helaas kan over onze heldenmoed
alleen de blinde stilte een oordeel vellen!
Nu wij 't in dit gevecht (o tegenspoed!)
zonder getuige of lofspraak moeten stellen,
vraag ik je hier, hoewel de strijd nog woedt,
om mij je naam en afkomst te vertellen,
opdat ik, winnend of verliezend, weet
hoe mijn roemruchte tegenstander heet’.
De trotse strijdster antwoordt hem: ‘O nee,
geen denken aan! Je hebt vergeefs gesproken!
Hoe ik ook heet, ik ben een van de twee
die ginds die toren hebben aangestoken’.
Tancredi ontvlamd in woede schreeuwt: ‘O wee,
door wat jij zegt begint mijn bloed te koken!
Drieste barbaar, jouw zwijgen en jouw spreken
zetten mij aan de schande op jou te wreken!’
De toorn drijft hen opnieuw, ofschoon verzwakt,
tot oorlog en geweld. O brute strijd,
waar kunst en kracht en kunde zijn geknakt
en enkel wrok de vechtenden nog leidt!
O bloedig zwaard, dat heit en houwt en hakt
en dwars door wapenen en leden snijdt!
Wanneer de ziel wil vluchten door de wonden,
houdt wraakzucht haar aan 't lichaam vastgebonden.
| |
[Italiaans]‘Nostra sventura è ben che qui s'impieghi
tanto valor, dove silenzio il copra.
Ma poi che sorte rea vien che ci neghi
e lode e testimon degno de l'opra,
pregoti (se fra l'arme han loco i preghi)
che 'l tuo nome e 'l tuo stato a me tu scopra,
acciò ch'io sappia, o vinto o vincitore,
chi la mia morte o la vittoria onore.’
Risponde la feroce: ‘Indarno chiedi
quel c'ho per uso di non far palese.
Ma chiunque io mi sia, tu inanzi vedi
un di quei due che la gran torre accese.’
Arse di sdegno a quel parlar Tancredi,
e: ‘In mal punto il dicesti’; indi riprese
‘il tuo dir e 'l tacer di par m'alletta,
barbaro discortese, a la vendetta.’
Torna l'ira ne' cori, e li trasporta,
benché debili, in guerra. Oh fera pugna,
u' l'arte in bando, u' già la forza è morta,
ove, in vece, d'entrambi il furor pugna!
Oh che sanguigna e spaziosa porta
fa l'una e l'altra spada, ovunque giugna,
ne l'arme e ne le carni! e se la vita
non esce, sdegno tienla al petto unita.
| |
[pagina 203]
| |
[Nederlands]Zoals de zee, wanneer enorme vlagen
van stormgeweld en bulderende winden
haar bruisend hebben opgezweept, nog dagen
deinend blijft golven en geen rust kan vinden,
zo staan ook zij, ofschoon de kracht der slagen
afneemt door 't bloedverlies, nog altijd in de
laaiende strijd door wrok getergd te stampen,
terwijl ze elkaar genadeloos bekampen.
Maar ach, Clorinda's dagen zijn geteld
wanneer Tancredi's zwaardpunt haar doorsteekt
en 't warme bloed dat uit haar boezem welt
druipend haar gouddoorstikte kleed doorweekt.
Haar blanke borsten, hijgend door 't geweld,
kleuren zich rood. Zij wankelt en verbleekt.
En in 't bewustzijn dat zij dood zal gaan
kan zij ternauwernood nog blijven staan.
Hij zoekt de zege, en om haar te vermoorden
dringt hij woest en omstuimig op haar aan.
En stervend stamelt zij de laatste woorden,
waarbij de tranen door haar stem heen slaan:
woorden die nieuw en fris en krachtig voor de
deugden van geloof en hoop en liefde staan.
Want God, die haar in 't leven liet verdwalen,
wil haar nu in de dood weer bij zich halen.
| |
[Italiaans]Qual l'alto Egeo, perché Aquilone o Noto
cessi, che tutto prima il volse e scosse,
non s'accheta ei però, ma 'l suono e 'l moto
ritien de l'onde anco agitate e grosse,
tal, se ben manca in lor co 'l sangue vòto
quel vigor che le braccia a i colpi mosse,
serbano ancor l'impeto primo, e vanno
da quel sospinti a giunger danno a danno.
Ma ecco omai l'ora fatale è giunta
che 'l viver di Clorinda al suo fin deve.
Spinge egli il ferro nel bel sen di punta
che vi s'immerge e 'l sangue avido beve;
e la veste, che d'or vago trapunta
le mammelle stringea tenera e leve,
l'empie d'un caldo fiume. Ella già sente
morirsi, e 'l piè le manca egro e languente.
Segue egli la vittoria, e la trafitta
vergine minacciando incalza e preme.
Ella, mentre cadea, la voce afflitta
movendo, disse le parole estreme;
parole ch'a lei novo un spirto ditta,
spirto di fé, di carità, di speme:
virtú ch'or Dio le infonde, e se rubella
in vita fu, la vuole in morte ancella.
| |
[pagina 204]
| |
[Nederlands]‘Je hebt gewonnen, vriend! Toon medelijden,
niet met mijn lichaam, dat geen vijand vreest,
maar met mijn ziel! Wil haar van 't kwaad bevrijden
door 't doopsel dat haar schoonwast en geneest!’
In deze woorden die haar stil ontglijden
hoort hij iets zoets, een goddelijke geest,
die alle gramschap uitbant die hem krenkt
en tranen van verdriet in de ogen brengt.
Zacht murmelt uit de rotswand vlak daarbij
een bron, waarheen hij snel zijn schreden richt.
Als hij zijn helm heeft volgeschept, komt hij
terug voor de vervulling van zijn plicht.
En bevend maakt hij 't bleke voorhoofd vrij
van de onbekende die daar voor hem ligt.
Hij ziet en hij herkent haar! En die barre
aanblik doet hem verstommen en verstarren.
Hij sterft nog niet: zijn krachten zijn te groot
om zich aan zijn ontzetting prijs te geven.
En haar die hij door 't ijzer heeft gedood,
die wil hij nu door 't water laten leven.
Hij spreekt de woorden uit en bidt devoot,
en zij kijkt naar hem op en glimlacht even.
En stervend slaakt zij blij de vrome bede:
‘O hemel, open u! Ontvang me in vrede!’
| |
[Italiaans]‘Amico, hai vinto: io ti perdon... perdona
tu ancora, al corpo no, che nulla pave,
a l'alma sí; deh! per lei prega, e dona
battesmo a me ch'ogni mia colpa lave.’
In queste voci languide risuona
un non so che di flebile e soave
ch'al cor gli scende ed ogni sdegno ammorza,
e gli occhi a lagrimar gli invoglia e sforza.
Poco quindi lontan nel sen del monte
scaturia mormorando un picciol rio.
Egli v'accorse e l'elmo empié nel fonte,
e tornò mesto al grande ufficio e pio.
Tremar sentí la man, mentre la fronte
non conosciuta ancor sciolse e scoprio.
La vide, la conobbe, e restò senza
e voce e moto. Ahi vista! ahi conoscenza!
Non morí già, ché sue virtuti accolse
tutte in quel punto e in guardia al cor le mise,
e premendo il suo affanno a dar si volse
vita con l'acqua a chi co 'l ferro uccise.
Mentre egli il suon de' sacri detti sciolse,
colei di gioia trasmutossi, e rise;
e in atto di morir lieto e vivace,
dir parea: ‘S'apre il cielo; io vado in pace.’
|
|