De Tweede Ronde. Jaargang 13
(1992)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 190]
| |
Vijf verzen voor het voetbal
| |
I Squadra paesanaAnch'io tra i molti vi saluto, rosso
alabardati,
sputati
dalla tetra natia, da tutto un popolo
amati.
Trepido seguo il vostro gioco.
Ignari
esprimete con quello antiche cose
meravigliose
sopra il verde tappeto, all'aria, ai chiari
soli d'inverno.
Le angosce,
che imbiancano i capelli all'improvviso,
sono da voi sí lontane! La gloria
vi dà un sorriso
fugace: il meglio onde disponga. Abbracci
corrono tra di voi, gesti giulivi.
Giovani siete, per la madre vivi;
vi porta il vento a sua difesa. V'ama
anche per questo il poeta, dagli altri
diversamente - ugualmente commosso.
| |
[pagina 191]
| |
2 Drie momentenOpkomst in looppas tot het middenveld,
eerst jullie groet aan de tribunes, maar
aan de overkant daar
waar zwarter de massa dromt, zodra jullie
je daarheen keren, dan gebeurt er iets
onzegbaars, waarvoor geen woorden bestaan.
De keeper achterin loopt af en aan
als schildwacht. Het gevaar is
ver van zijn doel.
Maar komt het naderbij in dicht gewoel,
dan, dan zien we daar een ineengedoken
spiedend jong beest.
Er hangt feest in de lucht, de stad is feest.
Even, maar geeft dat wat?
Er passeerde er geen langs paal of lat,
vuurpijlengejuich ontmoette zich zelf.
Door jullie zegepraal, jeugdige elf,
is Triëst mooi als door een stroom van liefde.
| |
2 Tre momentiDi corsa usciti a mezzo il campo, date
prima il saluto alle tribune. Poi,
quello che nasce poi
che all'altra patte vi volgete, a quella
che piú nera s'accalca, non è cosa
da dirsi, non è cosa ch'abbia un nome.
Il portiere su e giú cammina come
sentinella. Il pericolo
lontano è ancora.
Ma se in un nembo s'avvicina, oh allora
una giovane fiera si accovaccia,
e all'erta spia.
Festa è nell'atia, festa in ogni via.
Se per poco, che importa?
Nessun'offesa varcava la porta,
s'incrociavano grida ch'eran razzi.
La vostra gloria, undici ragazzi,
come un fiume d'amore orna Trieste.
| |
[pagina 192]
| |
3 Dertiende wedstrijdOp de trappen zocht een minuskuul ploegje
warmte bij zich zelf.
En op het moment
dat de zon - enorme monstrans - ineens
ontbrandde van achter een huis, verlichtte
het veld het voorgevoelen van de nacht.
Daar holden van links naar rechts rode shirts,
witte shirts,in licht van een ongewone
paarlemoeren transparantie. De wind
woei de bal weg uit zijn koers, en Fortuna
bond zich opnieuw de blinddoek voor de ogen.
Genoegen,
met zo'n paar mensen van de kou versteend
vereend
als laatstoverlevenden op een berg,
verheven publiek bij de laatste wedstrijd.
| |
3 Tredicesima partitaSui gradini un manipolo sparuto
si riscaldava di se stesso.
E quando
- smisurata taggiera - il sole spense
dietro una casa il suo barbaglio, il campo
schiarí il presentimento della notte.
Correvano su e giú le maglie rosse,
le maglie bianche, in una luce d'una
strana iridata trasparenza. Il vento
deviava il pallone, la Fortuna
si rimetteva agli occhi la benda.
Piaceva
essere cosí pochi intirizziti
uniti,
come ultimi uomini su un monte,
a guardare di là l'ultima gara.
| |
4 Knapen in het stadionJong hanig
is de knapenstem, en die verklankt hel
een bizarre verliefdheid en kwetsuur.
Aan de rand van het speelveld hangt een vlag
eenzaam te wapperen boven een muurtje.
Daarop zaten de knapen tijdens rust
om strijd de heldennamen te lanceren,
een voor een, net als pijlen. In mij leeft
dat blije beeld, dat zich 's avonds verenigt
met een van weleer, uit mijn puberjaren.
Antipathiek, zo trots en fier ze waren,
passeerden daar dan onderlangs de spelers,
met oog voor alles, maar niet voor die blagen.
| |
4 Fanciulli allo stadioGalletto
è alla voce il fanciullo; estrosi amori
con quella, e crucci, acutamente incide.
Ai confini del campo una bandiera
sventola solitaria su un muretto.
Su quello alzati, nei riposi, a gara
cari nomi lanciavano i fanciulli,
ad uno ad uno, come frecce. Vive
in me l'immagine lieta; a un ricordo
si sposa - a sera - dei miei giorni imberbi
Odiosi di tanto eran superbi
passavano là sotto i calciatori.
Tutto vedevano, e non quegli acerbi.
| |
[pagina 193]
| |
5 GoalDe keeper doet nog een reddingspoging
maar vergeefs, valt en verbergt in de zoden
zijn hoofd, opdat het wrange licht niet deert.
Een teamgenoot knielt naast hem en probeert
met woord en gebaar hem omhoog te krijgen,
en ziet dan zijn ogen vol tranen staan.
De troep overstroomt - de roes steekt elk aan -
het veld. Daar staan rondom de triomfator,
werpen zich om zijn hals de kameraden.
Zulke tonelen van vreugd overladen,
als men door haat en liefde wordt verteerd,
worden in dit aardrijk zelden gegeven.
Bij het net dat ongerept is gebleven
staat nog de andere keeper - alleen
lijfelijk, hij zelf is bij gindse goal.
Zijn vreugde krijgt vorm in een capriool,
in zoenen opgestuurd van verre afstand.
Ook ik - verklaart hij - neem deel aan het feest.
| |
5 GoalIl portiere caduto alla difesa
ultima vana, contro terra cela
la faccia, a non veder l'amara luce.
Il compagno in ginocchio che l'induce,
con parole e con mano, a rilevarsi,
scopre pieni di lacrime i suoi occhi.
La folla - unita ebbrezza - par trabocchi
nel campo. Intorno al vincitore stanno,
al suo collo si gettano i fratelli.
Pochi momenti come questo belli,
a quanti l'odio consuma e l'amore,
è dato, sotto il cielo, di vedere.
Presso la rete inviolata il portiere
- l'altro - è rimasto. Ma non la sua anima,
con la persona vi è rimasta sola.
La sua gioia si fa una capriola,
si fa baci che manda di lontano.
Della festa - egli dice - anch'io son parte.
|
|