Ze had een lijkbleke kleur gekregen.
‘Giuliana, je bent er werkelijk slecht aan toe.’
‘Een beetje. Laten we opstaan. Laten we naar het balkon gaan.’
Toen ik mijn arm om haar heen legde, voelde ik de warme zachtheid van haar heup, want in mijn afwezigheid had ze haar keursje uitgedaan. Ik zei:
‘Wil je op bed liggen? Dan ga jij even rusten en blijf ik bij je...’
‘Nee, Tullio. Het gaat al weer, kijk maar.’
En we bleven op de drempel van het balkon staan, in de nabijheid van de cipres. Ze leunde tegen de deurstijl en legde een hand op mijn schouder. Aan de uitstekende architraaf, onder de kroonlijst, hing een wirwar van nesten. Zwaluwen vlogen voortdurend af en aan. Maar zó volledig was de rust in de tuin onder ons, zó roerloos was de kruin van de cipres voor ons, dat het geklapwiek, het gefladder, het gekrijs me een onaangenaam gevoel gaf, me ergerde. Omdat alles in dat kalme licht zachter, vager werd, verlangde ik naar een onderbreking, een langdurige stilte, een moment van inkeer, om de lieflijkheid van dat uur en die afzondering ten volle te proeven.
‘Zouden de nachtegalen er nog zijn?’ zei ik, denkend aan de overweldigende avondlijke melodieën.
‘Wie weet! Misschien.’
‘Ze zingen tegen de avond. Zou je ze niet graag nog eens horen?’
‘Hoe laat komt Federico terug?’
‘Laat, hoop ik.’
‘O ja, laat, laat!’ riep ze uit, met zo'n welgemeende, hoopvolle oprechtheid dat er een siddering van blijdschap door me voer.
‘Ben je gelukkig?’ vroeg ik, in haar ogen op zoek naar het antwoord.
‘Ja, ik ben gelukkig,’ antwoordde ze, haar ogen luikend.
‘Weet je dat ik alleen jou bemin, dat ik jou voor altijd toebehoor?’
‘Dat weet ik.’
‘En jij... hoe bemin jij mij?’
‘Zoals je nooit zult weten, arme Tullio!’
Terwijl ze deze woorden sprak, maakte ze zich los van de deurstijl en vlijde zich met heel haar lichaam tegen mij aan, met een van die onbeschrijfelijke bewegingen van haar waarin alle zoete overgave school die de vrouwelijkste aller schepselen een man maar betonen kan.
‘Mooi! Mooi!’
Waarlijk mooi verscheen ze me, languissant, vol overgave, zacht, ik zou haast zeggen vloeibaar, zodat de gedachte bij me opkwam dat ik haar