De Tweede Ronde. Jaargang 13
(1992)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 134]
| |
Het breiwerk
| |
[pagina 135]
| |
op, je beweegt je niet. Bewegen is pijnlijk voor je. Met je vingers die door gewrichtsontsteking vervormd zijn en waarvan de gewrichten kraken, zit je te breien. Dat doet pijn, maar je moet algehele verlamming proberen te vermijden. Je moet ook bezig blijven, wat om handen hebben. En, zoals je zelf zegt, je hebt veel moed en doorzettingsvermogen. Als je ziek bent, moet je je niet laten gaan. Ik zie de punten van de naalden in een hoog tempo op en neer dansen. En dan het spel van je onderarmen onder de grote sjaal. Het lijkt wel het regelmatige ritme van een machine. Je breit veel iedere dag. Ja, werken heeft je nooit afgeschrikt. Ik kijk stiekem naar je vanuit de keuken. Ik heb de deur van de slaapkamer op je dringende verzoek open gelaten, zodat je wat lucht krijgt, zodat je me op en neer kan horen lopen, zodat ik je kan horen als je me roept. Dat is vreemd trouwens, al meer dan een uur heb je me niet meer geroepen. Waar zit je aan te denken? Ik heb de spiegel die ik voor het scheren gebruik tegen de knop van het raam gezet, zodat ik je beeld in mijn gezichtsveld heb. Ik zie je en profil. Je gezicht is ontspannen, bijna jong. Eventjes had ik het gevoel dat ik de vrouw had teruggevonden van wie ik gehouden heb. Dat deed me wat. In die tijd hadden we toch onze mooie momenten. De plooi om je mond is weg, je voorhoofd zonder rimpels. Je hebt rust. Je voelt je goed. Als je me zo dadelijk roept voor je medicijn, zullen je trekken zich verharden. Je zult pijn hebben. Ik zal zien hoe je gezicht zich in de plooi trekt. Misschien is het toeval of misschien is het medicijn uitgewerkt. Ziekte heeft ook zo haar vaste uren en gewoontes. Ik weet dat het niet plezierig is. Je kunt niet zeggen dat je kleinzerig bent, maar je zou wel graag willen dat ik je meer beklaag. Vandaag zal ik het proberen. Vandaag ben ik je wel wat extra attentie verschuldigd. Het is heel vreemd! Ik kijk naar je zoals ik zo vaak heb gedaan, en ik heb nu de indruk dat ik je anders zie, ja, of ik je voor de eerste keer zie! Je houding heeft echt iets vorstelijks. Je hebt distinctie. Jij bent aanwezig. Je domineert. Je houdt de boel in de gaten. Het lijkt of niets je ontgaat. Zou je vandaag soms mijn diepste gedachten kunnen lezen? Je telt de steken. Het schiet op. Zou je ook zo goed uit elkaar kunnen halen wat in elkaar is gezet? Eindelijk, je roept me. Ik kom er aan, respectvol en een beetje bang. Zo gaat het altijd. Wat is er, vorstin? Zul je me diep in een kerker laten werpen, zul je mijn hoofd af laten hakken als straf voor een schuldige gedachte? Als het moet zal ik om vergiffenis smeken, aan je voeteneind neerknielen, je handen kussen. Ja, ja, Marguerite. Wat zeg je? Niets, ik doe niets bijzonders. Ik rook een sigaret. Welnee, het is pas mijn derde. Sinds vanmorgen. Ik | |
[pagina 136]
| |
hoef niet te komen? Weet je het zeker? Je hebt me niet nodig. Nee, het is nog geen tijd. Ik wacht. Straks. Ik vergeet het niet. Oh! Dacht je van wel? Nee, nee. Ik ben er - ik ben er altijd, Marguerite. Tot je dienst. Trouw op mijn post. Nooit ziek. Die gezondheid van mij waar je jaloers op bent. Zo mager als een lat, maar kwiek en elegant voor mijn zestig jaar. Een mooie oude dag, zeggen mijn vrienden. In zekere zin is dat ook zo. Ik zou er verkeerd aan doen te klagen. Trouwens, ik klaag nooit. Dàt zou je moeten erkennen. Ik wil van mijn kant wel toegeven dat je oordeel soms door je toestand vertroebeld wordt. Vandaag zie ik de dingen heel afstandelijk. Ik blijf niet bij de details stilstaan. Mijn besluit staat vast. Alles is nu eenvoudig, alles is duidelijk. Het serene gevoel dat je precies weet wat je te doen staat. Ik hoef alleen maar door te zetten. Sereen, het woord drukt niet goed uit wat ik bedoel. Ik heb uitzinnig veel plezier, Marguerite. Ik jubel.
Het is heel aardig van je dat je me niet hebt verplicht om voor je te verschijnen. Ik was niet in topvorm. Ik zat te dromen. Dromen is ook iets waar ik mijn toevlucht toe neem. En ik wil best weten dat ik er misbruik van maak. Maar je hebt me dit respijt gelaten. Ik maak er gebruik van. Ik ben je er dankbaar voor. Nu gaat het beter. Het gaat zelfs heel goed. Ik heb je gezegd: ik jubel. Goed. Goed. Trouwens, wat konden we anders verwachten, vraag ik je? Inderdaad, het is al veertig jaar aan de gang. Een heel leven. Maar het komt niet goed met het ouder worden. Als je twintig of dertig jaar jonger was, met die wonderbaarlijke geneesmiddelen die ze tegenwoordig hebben, wie weet. Ik heb het over reuma, dat spreekt vanzelf. Ja, je hebt je excuses. Dat ontken ik niet. Ik heb altijd geprobeerd alle voors en tegens in aanmerking te nemen. Ik ben misschien niet de man geweest die je had gewenst. Het ontbrak me aan ambitie, ja, dat is zo. Ik ben er nooit in geslaagd mijn wil door te drijven. Ik ben een slappeling. Zó oordeel jij over mij. Die term is juist. Dat ontken ik evenmin. Ik heb er nooit naar gestreefd anders te zijn dan ik ben. Dat is een ernstig gebrek. Ik heb me er bij neergelegd. Ik houd zo van mijn rust, zie je. Wat je me niet vergeeft is dat je je in mij vergist hebt, veertig jaar geleden. Dat komt heel vaak voor, Marguerite. Je hebt trouwens gelijk als je me voor een slappeling uitmaakt. Of liever gezegd, je had gelijk. Je zei het me voor mijn eigen bestwil. Ik begrijp het. Je wilde me opnieuw opvoeden, me optrekken naar het niveau van jouw verlangens. Maar let op, misschien heb je op het allerlaatste moment toch nog succes. Ik heb iets aan je lessen gehad. Want | |
[pagina 137]
| |
mijn besluit staat vast. Hm, ik snap je. Ik zie dat je je lippen samenknijpt en je hoofd met een kort rukje naar achteren gooit. Al veertig jaar lang heb je nooit een beslissing genomen zonder ertoe aangezet, ertoe geprest te zijn, en vandaag heb je zomaar een besluit genomen, spontaan, uit jezelf, op eigen gezag. Dat is iets buitensporigs! Ja, Marguerite! Eindelijk volwassen! Wat een uitvluchten heb ik al die jaren niet verzonnen, plannen gemaakt waarvan ik wist dat ze onuitvoerbaar waren, van alles uitgekiend, uitgedokterd, hele intriges in elkaar gezet. Via wat voor dwaze verwikkelingen verliep onze bevrijding, want het was toch ook een dienst die ik je zou bewijzen, omdat je zo lijdt. Omdat het leven voor jou alleen nog maar een lijdensweg is, zoals jezelf toegeeft. Ik geloof je, Marguerite. Ik geloof je echt en ik vat je woorden niet licht op. Ik vraag je alleen maar of ik je deze dienst mag bewijzen. Haal niet je schouders op, Marguerite. Er was natuurlijk dat giftige medicijn. Ik had de voorgeschreven dosis kunnen verhogen. Maar je bent zo wantrouwig. Je bent altijd bang dat ik me in het aantal druppels vergis. Je ruikt aan je glas, je proeft iedere slok terwijl je me recht aankijkt. Je ging zover dat ik het in je glas moest doen waar je bij was. Als je vingers niet zo stijf waren, zou je het zelf klaarmaken, dat weet ik zeker. Nee, ik zou het nooit gedurfd hebben. Wat arsenicum betreft, daar is moeilijk aan te komen zonder dat het de aandacht trekt. Maar evengoed, kansen genoeg! Al die kruidendrankjes voor je spijsvertering, bloedzuivering, ontwatering, het versoepelen van je gewrichten. Bernagethee, lindebloesemthee om te slapen, kamillethee voor de maag en wat er allemaal nog meer bijkomt: laxerende kwast afgewisseld met opiumtinctuur. Maar je weet, ik heb een hekel aan gedonder. Toen heb ik erover gedacht je 's nachts met je kussens te smoren. Dat had voor een ongeluk door kunnen gaan. Je hebt een zwak hart, wat de dokter ook mag beweren. Je zegt het zelf ook en jij zult het toch wel weten. Je hebt vaak last van hartkloppingen. Dat is een teken, nietwaar? Wat me tegengehouden heeft, is dat ik er niet zeker van was of het meteen zou lukken. Je zou je verzet hebben, je zou geprobeerd hebben je los te wringen. En je hebt kracht in je handen ondanks de reuma. Op een dag dacht ik de oplossing gevonden te hebben. Ik zou het huis in brand steken. Ik zou een stapel gemaakt hebben van oude kleren en oude kranten in het berghok. Een lucifer en wam! Dat zou me een vreugdevuur geweest zijn. Maar de lucht. Voordat het vuur goed en wel opgelaaid zou zijn, zou je de brandlucht al geroken hebben. Niemand heeft zo'n scherpe reuk als jij. Vanuit je kamer ruik jij eerder dat er | |
[pagina 138]
| |
brand is dan ik die er met mijn neus bovenop zit, heb ik gemerkt. Je zou de hele buurt in rep en roer hebben gebracht. Natuurlijk, we wonen in een vrijstaand huis en de dichtstbijzijnde buurman, tegenover ons, woont twintig meter van ons af. Het viel te riskeren. Je kunt je niet indenken hoe jouw fijne neus mijn bestaan gecompliceerd heeft. Toch was dat het niet zozeer wat me weerhouden heeft. Ik was bang dat je door de angst je pijn zou vergeten, uitje bed zou komen en door het huis zou gaan rennen. Per slot is warmte heilzaam voor reumapatiënten. Maar laten we serieus zijn. En laten we eerlijk zijn, dat kunnen we ons permitteren. Het is belachelijk, dat geef ik toe, maar op een nacht heb ik een visioen gehad dat me van dit plan heeft afgebracht. Ik weet het, het is absurd, maar ja. Ik zag je dus als een feniks uit je as herrijzen en langzaam, plechtig uit de vlammenzee opstijgen. Dát risico kon ik niet lopen. Zo heb ik al die jaren, deels overdag, deels 's nachts, verdroomd. Als een slappeling. Naast je, op één-derde deel van het bed dat je aan mij overliet, luisterde ik naar je gesnurk of je gekerm, en berekende mijn kansen. Het was een obsessie geworden. Ik dacht er zelfs op kantoor aan. Ik had momenten van verstrooidheid. Mijn werk leed eronder. Ik die altijd een modelambtenaar ben geweest, ik was op het laatst niet meer met m'n hoofd bij mijn werk. De afdelingschef zei tegen me: hola, u zit weer te dagdromen. U bent moe. Het wordt tijd dat u aan uw rust gaat denken. Mijn pensioen was gelukkig niet ver meer. Nu heb ik alle tijd om erover te denken, vierentwintig uur per dag, want het zijn plannen die me 's nachts tot in mijn dromen toe bezighouden. Vandaag heb ik de oplossing gevonden. Het is een grote dag, een historische dag. Maar jij weet het niet. Dat geloof ik tenminste. Je zit te breien. Met kleine steken, dicht op elkaar. Je bent altijd zuinig en efficiënt geweest. Vier uur, je medicijn. Ik ben punctueel. Vier keer per dag een eetlepel. Er is geen enkele reden om van onze gewoontes af te wijken. Hier is de fles, de lepel. Ja, ik weet het, Marguerite, het is tijd voor je medicijn. Ik maakte al aanstalten om het je te brengen. Hier is het. Nee, we zijn niet te laat. Je wekker loopt twee minuten voor. Ik heb vanmorgen de juiste tijd van de radio overgenomen. Het is precies vier uur op de keukenklok. Ik heb hem vanmorgen gelijkgezet. Echt. Hoe voel je je? Heb je het zo heet? Oh, wil je dat ik de elektrische deken uitschakel? Je benen, natuurlijk. Wil je dat ik het raam openzet? Ach ja, dat is het vervelende. Het huis tocht vreselijk. Je hebt gelijk, het is beter de deur naar de gang open te zetten. Wat ik ga doen? De deur openzetten. Goed, goed. Als je denkt dat je nog wel even kan wachten. Natuur- | |
[pagina 139]
| |
lijk kun je beter eerst je drankje innemen. Goed, als je niet wil wachten doe ik de deur nu meteen open. Allicht! Kijk, ik zet de fles op de schoorsteen. Of wil je het zelf innemen terwijl ik de deur openzet? Doe maar kalm aan. Ik heb de tijd, wat ik er ook van vind, jij mag het zeggen. Je bent onderuit gezakt. Ik zal de kussens nog eens opschudden. Zo. Heb je nog iets nodig? Het gaat zo wel over. Je moet even wachten tot het medicijn begint te werken. Als je verder niets nodig hebt, ga ik de keuken een beetje opruimen. Mijn overhemden, ja, ik moet ze wassen, ja. Wat wil je, ik heb je toch al uitgelegd dat alleen dit hemd nog maar schoon is. Ja, ik had het druk. Met van alles en nog wat, de tijd vliegt. Je hebt gelijk. Nee, verder kom ik nergens aan. Ik ga alleen maar een beetje opruimen. Wees maar niet bang. Als je eens een dutje ging doen? Rustig maar. Ik heb met je te doen, Marguerite. Nee, nee, serieus. Zover ben ik nu. Nu kan ik gerust met je te doen hebben, het doet er niet meer toe. Je verzwakt. Je inlevingsvermogen gaat ook achteruit. Je herhaalt jezelf. Je wordt oud. Je hebt die geniale trekjes niet meer, die verpletterende aanvallen waarmee je je tegenstander onderuit haalde, die bliksemsnelle antwoorden, die plotselinge veranderingen van mening die me van mijn stuk brachten. Als we nog tien jaar voor de boeg hadden, zou je misschien je overwicht verliezen. Maar ik heb je al gezegd, ik neem geen risico. Ik heb gewoon goed nagedacht over al je geveins. Ik ben nergens meer verbaasd over. Zoëven ben je zo welwillend geweest naar me te grijnslachen. Als het anders was geweest zou het me verrast hebben. Wat erna komt ook, dat ken ik. Ik heb de deur naar de gang opengezet, na voor het laatst naar je gekeken te hebben. Nog even en je zult, of je wilt of niet, over je breiwerk indommelen. Je knikkebolt al. Dat komt door het medicijn. Je voelt je pijn niet meer. Over tien minuten is er niets meer aan te doen. Dan zal het te laat zijn. Kijk maar, ik heb alles wat ik nodig heb. Oh, het krukje, dat is onmisbaar. Ik heb het in het berghok gelaten. Nog eventjes in de spiegel kijken. Je slaapt.
Ik heb een glaasje rum gedronken. Het gaat nu helemaal goed met me. Laten we onze maatregelen nemen. Vanmorgen, toen het markt was, ben ik naar de spaarbank gegaan. Ik heb het spaargeld opgenomen. Het stapeltje biljetten zit in deze envelop. Ik heb mijn pensioen geïnd, hier is het bedrag. En hier is de map die alle waardepapieren bevat: de schatkistbonnen, de obligaties. Het is vandaag vervaldag. Ik heb het nagekeken. Er ontbreekt niets. Wat? Wat ik aan het doen ben, Marguerite? Ik ben aan het opruimen. Heb je geslapen? Nee? Ik dacht het. Ja, | |
[pagina 140]
| |
ik rook. Alweer, zeg je? Mijn laatste sigaret, dat beloof ik je. En jij? Wat ben je aan het doen? Je zit te breien. Voor mij. Een nieuwe trui, in een notebruine kleur, zoals alle andere. Al veertig jaar lang, langzaam maar zeker, steek voor steek. De rest kan me niet eens schelen, maar dàt! Ik zal er geen spijt van hebben, Marguerite. Ik neem de stapel bankbiljetten. Ik ben geen slappeling meer. Ik til de ring van het fornuis op. Ik stook het vuur op. Ik verscheur de biljetten. Ik gooi ze in de vlammen. Een vlam schiet omhoog. Ruikt het of er iets brandt? Dat komt omdat ik het vuur opstook. Ik doe er kolen bij. Ik hark de as bij elkaar. Nee, ik zorg ervoor dat er niets op het linoleum terechtkomt. Ik let heel goed op. Wees maar niet bang. Kijk, het pensioen en de inhoud van de map doe ik erbij. De vlam laait op en knettert, groen en blauw. Met de pook maak ik de blaadjes van elkaar los, zodat ze de een na de ander helemaal verteerd worden. Ik heb de tijd. Ik heb alle tijd. Daarna zal ik de as verstrooien. Dan heb ik toch mijn vreugdevuur gehad. Het had natuurlijk ook anders kunnen aflopen. Ik had me bijvoorbeeld kunnen laten overrijden terwijl ik de weg overstak. Met een beetje handigheid had ik er voor kunnen zorgen op een voetgangersoversteekplaats te zijn. Je zou een fors bedrag gekregen hebben. Je zou een verpleegster hebben kunnen nemen. Dat had je vast heerlijk gevonden, is het niet, Marguerite? Een verpleegster die je betaalt. Je kunt haar vragen wat je maar wilt. Met mij was het anders. Dat had minder charme. Veertig jaar sparen! Het is afgelopen. Ik heb de as verstrooid. O ja, ik moet een briefje achterlaten, eentje maar, voor Marguerite. Op tafel, zodat het goed te zien is. De overhemden? Die ga ik nu doen. Ik heb het droogrek gerepareerd. Ik heb de katrollen geölied. Ik heb er een nieuw touw aan gemaakt. Het houdt. Ik heb het gecontroleerd. Wat? Dat de was toch niet zo zwaar is? Oh jawel, méér dan je denkt. We zullen zien. |
|