De Tweede Ronde. Jaargang 12

[p. 32]

Drie gedichten
P.J. Donnee

Inscheping

Achter de bocht
boven de huizen
steigert een brug.

Achter de dijk
in het raster van sloten
rinkelt het licht.

Een treeplank kraakt.

Het bewustzijn vaart uit

op het schip
in de deinende boom,

langs het scheermes
gewet in de kim,

naar de steen des aanstoots
aan de voet van de dingen.

[p. 33]

Het onthouden landhuis
1.

Door het raam fluistert een zee
van bebladerde masten.

De tamboerijnschel van een krekel
rinkelt bij de open haard.

In een schilderij vol avondluchten
sleept een zwaan zijn spiegelhals
als een vishaak door het rode water.

Iemand rookt het heden uit
in kringelende O's.

Een boek ligt op een tabouret
met uitgeslagen vleugels.

2.

Herinnering was hem
een omzien zonder weerga.

Zijn mond een litteken
dat zich openscheurde aan een naam.

Nu ligt het dak van zijn huis
als een omgekeerde sloep
aan de zee van verlangen.

Hij zaait bloemen
in de versmallende rede.

Nabijheid glanst
in diepste oppervlakkigheid.