lokaliseren waar wij ons op dat moment, in de wirwar van water, brokkelend stuc, marmer, natuur- en baksteen bevonden.
‘Wacht, als we nou hier eens linksaf slaan, dan lopen we zo, langs de Campo San Lorenzo...’
Ik luisterde mak. Het zou wel goed komen. Of was het hoogmoedig om de rups de rug toe te keren?
Al snel werd het stiller in de stegen. Na een uur stug stappen in eigen tempo, Frans soms even stilstaand om de kaart te raadplegen, ik om van mijn verbazing te bekomen, waren we in een onbekend, maar toch aangenaam vertrouwd aandoend stadsdeel beland.
Er zijn ook tuinen in Venetië, stelde ik ontroerd vast: boven roodbruin of oker gepleisterde muren wuifden bloeiende kronen van jasmijn en mimosa, over de randen golfden klimop en blauwe regen.
Ik keek watertandend toe, kreeg kippevel van een genot dat al het fondantmarmer van het Dogenpaleis me niet had weten te verschaffen. Hoe hard ik er ook mijn best op had gedaan.
We vonden een pleintje met een waterput, een vervallen barokkerk en een blinde muur waartegen het goed voetballen was. Hét Venetiaanse pleintje. Er was nog een vriendelijke bar ook. Buiten stonden een paar geel gelakte houten stoelen om een mank ijzeren tafeltje.
Een parasol, cinzano genaamd, gaf schaduw. We zetten ons dankbaar neer en kregen jonge, witte wijn in beduimelde waterglazen van een roodaangelopen man, die alleen maar deed of hij het druk had. Of de druk kwam bij hem van binnenuit. Wij waren zijn enige klanten op het dode middaguur.
Mijn oren, gewend aan de voortdurende gons, het tegen de gevels weerkaatsend geroezemoes van de rups, namen weer afzonderlijke geluiden waar, met hoorbare stiltes ertussen. Het verre geblaf van een hond klonk als muziek. De gele, ruigharige hond van de bar antwoordde met gegrom: hij was, net als alle honden die ik tot dan toe had zien rondscharrelen, veroordeeld tot een plastic muilkorf.
Een jongetje in een scherp gestreken spijkerbroek begon vastberaden met een bal te oefenen. Hij nam de ene strafschop na de andere. De bal moest terechtkomen in een slordig geschetste krijtcirkel op de blinde muur. Hij was niet ouder dan zeven, maar zijn succespercentage lag op zo'n vijftig procent. Hij had rood