De Tweede Ronde. Jaargang 12
(1991)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 71]
| |
Essay | |
[pagina 72]
| |
Een nieuw Brits Rijk in Engeland
| |
[pagina 73]
| |
der de Pax Britannica kronkelde, is toch wel dat het voorbij is. Een Falklandeiland meer of minder daargelaten, is de keizerlijke zon onder. En hoe fraai ging hij onder; hoe ordelijk trokken de Britten zich terug. Britse vlaggen fladderden over de hele wereld langs hun stok omlaag om door andere vlaggen, in allerlei uitheemse kleuren te worden vervangen. De roze overwinnaars kropen naar huis, de winkeliers en memsahibs en blanke bazen, en lieten parlementen, scholen, geplaveide wegen en de regels van het cricket achter. En hoe elegant deinsden ze terug naar hun koude eiland, gaven het zwierige leven uit hun dromen eraan, lieten zich van de onafzienbare, dampende landschappen van India en Afrika reduceren tot de beperkte horizon van hun fletse, druilnatte straten. De Engelsen hebben nu andere dingen om zich zorgen over te maken; het heeft dan ook geen zin, zou u kunnen zeggen, om juist deze oude koe uit de sloot halen en het weggerotte beest weer helemaal opnieuw bij de horens te vatten. Maar het verband dat ik wil leggen is dit: dat diezelfde opvattingen ook hier van kracht zijn, hier, in wat E.P. Thompson eens als de laatste kolonie van het Britse Rijk heeft beschreven. Nu Engeland geen regeringen meer kan exporteren, lijkt het wel eens of de overheid ervoor heeft gekozen een nieuw Brits Rijk te importeren, een nieuwe gemeenschap van onderworpen volken over wie ze ongeveer net zo denkt en die ze ongeveer net zo kan behandelen als haar voorgangers de ‘nerveuze lieden wild ontzind,’ de ‘norse volken, pas gevangen, half duivel en half kind,’ die voor Rudyard Kipling de Zware Last van de Blanke betekenden. Kortom, willen we het Engelse racisme begrijpen - en zonder dat begrip is verbetering ondenkbaar - dan zullen we toch eerst een flauw idee moeten krijgen van de aard van het beest, en dat kan onmogelijk zonder zijn historische oorsprong te aanvaarden. Vierhonderd jaar veroveren en plunderen, vier eeuwen voorgehouden krijgen dat je beter bent dan de kroeskoppen en de bruinjoekels, laten een smet na. Deze smet heeft zich door de hele cultuur, de taal en het dagelijks leven verspreid; en men heeft niet echt geprobeerd hem eruit te wassen. Dat deze smet echt bestaat, zie je bijvoorbeeld aan de reusachtige, onverminderde honger van blanke Engelsen naar televisieseries, films, toneelstukken en boeken die overlopen van de nostalgie naar de Roze Eeuw. En denk maar eens aan het gemak waarmee de Engelse taal rassescheldwoorden opneemt: wog, frog, kraut, dago, spic, | |
[pagina 74]
| |
yid, coon, nigger, Argie. Zou ergens een tweede taal met zo'n grote woordenschat voor denigrerend racisme bestaan? En nu ik het toch over Argies heb, citeer ik maar meteen een passage uit de toespraak die Margaret Thatcher op drie juli in Cheltenham hield - haar beroemde overwinningsrede: ‘We hebben iets over onszelf geleerd,’ zei ze toen, ‘en het was dringend nodig dat we het beseften. Er waren, toen we in actie kwamen, de twijfelaars en de lafaards. (..) Mensen die dachten dat we niet meer tot de grote daden van vroeger in staat waren (..) dat we nooit meer konden worden wat we geweest waren. Er waren er die het niet wilden toegeven (..) maar ook zij hadden - diep in hun hart - een stille angst dat het waar was: dat Engeland niet meer hetzelfde land was dat een wereldrijk had opgebouwd en over een kwart van de aarde had geregeerd. Welnu, ze hadden ongelijk.’ Er zitten een paar belangwekkende kanten aan deze toespraak. U moet niet vergeten dat hij werd gehouden door een triomferende eerste minister op het hoogtepunt van haar populariteit; een eerste minister die volstrekt overtuigend kon beweren dat ze namens een overweldigende meerderheid van de kiezers sprak en die, zoals zelfs haar lasteraars moeten toegeven, een niet geringe gave heeft om de stemming in het land te peilen. En dat zo'n politieke leider zich op zo'n moment in staat voelde de geest van het imperialisme op te roepen, kwam omdat ze wist hoe belangrijk die is voor het zelfbeeld van blanke Engelsen uit alle rangen en standen. Ik zeg blanke Engelsen, want het is wel duidelijk dat mevrouw Thatcher zich niet tot de rond twee miljoen zwarten richtte, die een iets andere mening over het Britse Rijk zijn toegedaan. Dus was zelfs het gebruik van het woord ‘wij’ al een daad van rasse-uitsluiting, net als trouwens in die andere bekende toespraak van haar over de angst dat Engeland door immigranten zal worden ‘overstroomd’. Met zulke partijleiders is het niet verwonderlijk dat de Engelsen maar langzaam de echte les van het verleden leren. Laat ik herhalen wat ik aan het begin heb gezegd: Engeland is nazi-Duitsland niet. Het Britse Rijk is het Dritte Reich niet. Maar in Duitsland deden na de val van Hitler vele mensen heldhaftige pogingen om het Duitse denken en de Duitse taal van de vervuiling door het nazisme te zuiveren. Zo'n schoonmaakbeurt is zo nu en dan in elke samenleving nodig. Maar het Britse denken, de Britse samenleving is nooit van het vuil van het imperialisme ontdaan. Het | |
[pagina 75]
| |
is er nog steeds, brengt luizen en ongedierte voort en wacht tot gewetenloze lieden het voor hun eigen doeleinden gebruiken. Een van de kerngedachten van het imperialisme was dat militaire superioriteit en culturele superioriteit samengingen, en dit stelde de Engelsen in staat op veel oudere beschavingen dan de hunne neer te kijken en ze te onderdrukken; en dat is nog steeds zo. Voor de burgers van het nieuwe, geïmporteerde Britse Rijk, voor de gekoloniseerde Aziaten en zwarten van Engeland, vertegenwoordigt de politie nu het koloniale leger, de bezettingstroepen en orderegimenten van toen. Nu zouden de volken die ik als bewoners van een nieuwe kolonie heb gekenschetst, door de meesten van u waarschijnlijk als ‘immigranten’ worden bestempeld. (U ziet trouwens dat ik een tactiek van mevrouw Thatcher heb gegapt en dat de U tegen wie ik het heb, een blanke U is.) Dus zou ik u willen vragen eens over dit woord ‘immigrant’ na te denken, want volgens mij blijkt eruit hoe sterk men racistische denkbeelden de overhand heeft laten krijgen en de hele aard van het debat heeft laten bepalen. De waarheid is dat er al vele jaren een niet onaanzienlijke, zowel blanke als zwarte immigratie plaatsvindt; dat het jaarlijkse aantal emigranten dat het eiland verlaat tegenwoordig groter is dan het aantal immigranten dat er binnenkomt; en dat de zwarte bevolkingsgroepen voor meer dan veertig procent niet uit immigranten bestaan, maar uit zwarte, geboren en getogen Engelsen, die met de vele stemmen en accenten van Engeland spreken en die geen ander vaderland hebben dan dit. En toch is het woord ‘immigrant’ gelijk aan ‘zwarte immigrant’; leeft de mythe van het ‘overstromen’ voort; en worden zelfs in Engeland geboren zwarten en Aziaten beschouwd als mensen die ergens anders hun echte ‘thuis’ hebben. Immigratie is alleen een probleem als de aanwezigheid van zwarten u zorgen baart, dat wil zeggen als uw hele benadering van de kwestie op rassenvooroordeel berust. Maar misschien is het ergste van deze ‘getallenloterij’ nog de veronderstelling dat minder zwarte immigratie uiteraard toch te wensen is. Deze veronderstelling heeft tot gevolg dat grove onrechtvaardigheid door regeringen van beide partijen enthousiast als succes is gepresenteerd. Ik zal het uitleggen. Sinds de invoering van de Engelse immigratiewetten geldt voor het toelaten van migranten uit diverse landen die in het bezit zijn van een Engels paspoort een quo- | |
[pagina 76]
| |
tasysteem. Maar nadat Idi Amin de Oegandese Aziaten had verdreven en Engeland zijn best had gedaan te zorgen dat deze Britse staatsburgers niet het land binnenkwamen, werd het Afrikaanse quotum nooit verhoogd; met het gevolg dat het totale aantal zwarte immigranten naar Engeland is gedaald. Nu denkt u misschien dat het een kwestie van doodgewone rechtvaardigheid zou zijn om dit toch al erbarmelijk lage toelatingsquotum voor Britse staatsburgers uit Afrika open te stellen voor diezelfde staatsburgers die nu vaak als vluchteling in India wonen - een wanhopig arm land dat zich nauwelijks kan veroorloven voor hen te zorgen. Maar doodgewone rechtvaardigheid is op dit gebied nooit zo sterk aanwezig. De Engelse belastingdienst is nu zelfs van plan om kostwinners wier afhankelijke familieleden in het buitenland wonen en die daar niet weg kunnen, geen belastingaftrek meer te geven. Dus eerst houd je mensen van hun gezin gescheiden, en daarna verander je je wetten om het ze extra moeilijk te maken dat gezin te eten te geven. Het zijn tenslotte maar ‘immigranten’. De Britse pers schreeuwde een jaar of wat geleden moord en brand over een Aziatisch gezin uit Afrika dat na aankomst op Heathrow door een zeer onwillig stadsbestuur werd gehuisvest. Het werd een klassieke heksenjacht van de media: ‘Dat komt maar hier, profiteert van de staat en krijgt zonder op een wachtlijst te staan een huis toegewezen.’ Maar diezelfde week landde ook een ander gezin op Heathrow, dat ook een huis nodig had en dit van hetzelfde stadsbestuur kreeg. Dit tweede gezin haalde nauwelijks de krant. Het waren blanke Rhodesiërs die vluchtten voor het vooruitzicht van een vrij Zimbabwe. Het is een van de eigenaardige aspecten van de Britse immigratiewet dat vele Rhodesiërs, Zuidafrikanen en andere blanke niet-Engelsen hier automatisch, op grond van het feit dat ze één in Engeland geboren grootouder hebben, mogen komen wonen; terwijl vele Britse staatsburgers deze rechten worden ontzegd omdat ze toevallig zwart zijn. Een laatste opmerking over ‘immigranten’. Het is iets dat nogal voor de hand ligt, maar dat steeds weer wordt vergeten. Het is dit: ze kwamen op uitnodiging. De regering Macmillan startte een groots opgezette advertentiecampagne om ze hierheen te lokken. Het waren uitzonderlijk fraaie advertenties, vol hoop en optimisme, waarin Engeland werd voorgesteld als het land van overvloed, een gouden kans die je niet mocht laten lopen. En de advertenties werkten. De men- | |
[pagina 77]
| |
sen reisden in goed vertrouwen, in de mening dat ze gewenst waren naar Engeland. Zo werd het nieuwe Britse Rijk geïmporteerd. Men noemde Engeland lang geleden het ‘perfide Albion’; en die beschamende bijnaam wordt nu weer helemaal opnieuw verdiend. En hoe is het hier nu, in dat land waar de immigranten naar toe kwamen en waar hun kinderen opgroeien? U zou het niet herkennen. Want dit is niet het Engeland van sportief blijven en tolerantie, fatsoen en gelijkheid - en misschien heeft dat land behalve in sprookjes wel nooit bestaan. In de straten van het nieuwe Britse Rijk worden zwarte vrouwen aangerand en zwarte kinderen op weg van school naar huis in elkaar geslagen. In de vervallen woonwijken van het nieuwe Britse Rijk worden bij zwarte gezinnen de ruiten ingegooid, zijn ze bang om na het donker de deur uit te gaan en worden menselijke en dierlijke uitwerpselen in de brievenbus gedeponeerd. De politie komt met dreigementen in plaats van bescherming en de rechtbanken geven weinig hoop op genoegdoening. Dit Engeland bestaat uit twee volledig verschillende werelden en de kleur van je huid bepaalt in welke je woont. Ik heb de ervaring dat, afgezien van degenen die het racisme actief bestrijden, maar erg weinig blanken bereid zijn om te geloven wat zwarten hun als de hedendaagse realiteit beschrijven. En de zwarten worden, geconfronteerd met wat professor Michael Dummett de ‘wil om niet te weten - een zelfopgelegde onwetendheid, niet de onwetendheid uit argeloosheid’ noemt, steeds achterdochtiger en bozer. Er is een kloof in de werkelijkheid ontstaan. De blanke en zwarte waarneming van het dagelijks leven liggen nu zover uit elkaar dat ze onverenigbaar zijn. En de kloof wordt niet smaller; hij wordt breder. We staan, terwijl de grond onder onze voeten afbrokkelt, ieder aan een kant van het ravijn naar elkaar te schreeuwen en soms ook met stenen te smijten. Ik verontschuldig me er niet voor dat ik een onverzettelijk standpunt inneem over de oorzaken van het bestaan van deze kloof. De door professor Dummett gesignaleerde wil tot onwetendheid komt voort uit het verlangen de consequenties van wat er aan de hand is niet onder ogen te zien. Het feit blijft dat elke grote instelling in Engeland is doortrokken van een zekere mate van rassenvooroordeel, en dat de onwil bij de blanke meerderheid om dit te erkennen er de belangrijkste oorzaak van is dat dit zo blijft. Neem nu Justitie. We hebben in Engeland tegenwoordig rechters als McKinnon, die in de rechtszaal kunnen | |
[pagina 78]
| |
zeggen dat niemand het woord ‘nikker’ als een rassescheldwoord kan beschouwen, want dat hij op kostschool zelf ook de bijnaam ‘Nikker’ had; of als de grote Lord Denning, die een boek kan publiceren waarin hij stelt dat zwarten minder geschikt zijn om in een jury te zitten dan blanken, omdat ze uit een cultuur met minder strenge normen komen. We hebben een politiemacht die de zwarten dag in dag uit treitert. Verleden jaar schreeuwde op Railton Road in Brixton een politieagent vanuit een auto die niet als dienstauto herkenbaar was beledigingen naar langslopende, zwarte kinderen en arresteerde de eerste knullen die de vergissing begingen om iets terug te zeggen. Bij een demonstratie in Southall schreven politieagenten in hun busje de letters NF (Nigger Fucker) op de met adem beslagen ruiten. Sterker nog, de Britse politie heeft, ondanks de aanbeveling van Lord Scarman, geweigerd in het reglement de overtreding rassendiscriminatie op te nemen. En dat de rechtbanken en de politie hun werk niet doen is juist de reden waarom de activiteiten van racistische relschoppers toenemen. Het is gewoon niet genoeg om het bestaan van neo-fascisten in de samenleving te betreuren. Ze bestaan omdat ze mogen bestaan. (Ik zei elke grote instelling, dus laten we eens naar de regering zelf kijken. Bij het aannemen van de Race Relations Act, waarin de rechten van minderheidsgroepen zijn vastgelegd, heeft de Britse regering zichzelf, en al haar handelingen, nadrukkelijk van de jurisdictie van de wet uitgesloten.) Een vriend van me, een Indiër, werd onlangs voor een formele overtreding, bekend als ‘te lang blijven’, gedeporteerd. Dit wil zeggen dat men constateerde dat hij, na zo'n tien jaar in Engeland te hebben gewoond, het aanvraagformulier voor het verlengen van zijn verblijfsvergunning een paar dagen te laat had ingestuurd. Nu hadden hij en zijn gezin nooit een cent bijstand aangevraagd of, moet ik nu waarschijnlijk zeggen, moeilijkheden met de politie ondervonden. Hij en zijn vrouw kwamen rond van het exploiteren van een kledingkraam en besteedden al hun resterende tijd en energie aan vrijwilligershulp in hun gemeenschap. Mijn vriend was voorzitter van de plaatselijke middenstandsvereniging. Dus toen bevel tot deportatie werd uitgevaardigd, pleitte deze vereniging, samen met alle drie de kamerleden uit zijn gewest en ongeveer vijftig andere kamerleden van alle partijen, bij Binnenlandse Zaken om clementie. Die kwam niet. Het zoontje van mijn vriend had een zeldzame ziekte en er werd een doktersrapport overgelegd dat de gezondheid van het | |
[pagina 79]
| |
kind gevaar zou lopen als ze hem naar India stuurden. Binnenlandse Zaken antwoordde dat er naar hun mening geen humanitaire gronden waren die een herziening van de beslissing rechtvaardigden. Ten slotte bood mijn vriend aan vrijwillig te vertrekken - men had hem in Duitsland asiel aangeboden - en hij vroeg of hij zonder overheidsinmenging mocht gaan om het stigma van een gestempeld deportatiebevel in zijn paspoort te vermijden. Binnenlandse Zaken weigerde hem dit laatste beetje zelfrespect, en gooide hem het land uit. Zoals de fascist John Kingsley Read al eens zei: ‘Eén slag gewonnen, nog een miljoen te spelen.’ Dat dit soort institutioneel racisme vaak samengaat met de zelfopgelegde onwetendheid van het publiek bleek wel toen in het parlement de Wet op de Nationaliteit van 1981 moest worden aangenomen. Dit op voorhand beruchte staaltje wetgeving, uitdrukkelijk bedoeld om zwarte en Aziatische Britten van hun burgerrechten te beroven, kwam er ondanks enkele, voornamelijk niet-blanke protesten door. En omdat het de positie van blanken niet wezenlijk aantastte, heeft u waarschijnlijk niet eens beseft dat een van uw oudste rechten, een recht dat u al negenhonderd jaar had, u werd afgenomen. Het was het recht op staatsburgerschap krachtens geboorte, het ius soli, of recht van de grond. Gedurende negen eeuwen had elk kind dat op Britse grond werd geboren de Britse nationaliteit. Automatisch. Rechtens. Niet omdat het van de staat mocht. De Wet op de Nationaliteit schafte het ius soli af. Van nu af aan is het staatsburgerschap een cadeautje van de regering. U was blind, want u dacht dat de wet tegen de zwarten was gericht; en dus bleef u in uw luie stoel werkloos toekijken hoe mevrouw Thatcher van ons allemaal, zwart en blank, en van onze kinderen en kleinkinderen, voorgoed het geboorterecht stal. Het is natuurlijk mogelijk dat deze blindheid ongeneeslijk is. Een van de beter bekende kandidaten van de Sociaal Democratische Partij vertelde me onlangs dat hij zonder meer aanvaardde dat er racisme was onder de arbeidersklasse, maar dat hij de vergelijkbare gedachte aan wijdverbreide vooroordelen bij de bourgeoisie niet overtuigend vond. Toch weet ik na vele jaren vrijwilligerswerk op dit gebied, dat de leidinggevende niveaus van het Britse bedrijfsleven net zo met de rode draden van het vooroordeel doorschoten zijn als menige vakbond. Zo wordt bijvoorbeeld aangenomen dat bij vijftig procent van alle telefoontjes van werkgevers naar arbeidsbureaus | |
[pagina 80]
| |
wordt gezegd dat zwarten niet in aanmerking komen. Werkloosheid onder zwarten is veel, veel hoger dan onder blanken; en zulke statistische afwijkingen ontstaan niet bij toeval. Ik zal dit toelichten door iets te zeggen over de televisie. Ik heb vroeger eens met het schrijven van reclamespotjes mijn brood verdiend, en ik vond het vooroordeel van hoger leidinggevend personeel in het Britse bedrijfsleven absoluut ontstellend. Ik zou u de naam van de president-directeur van een vooraanstaande hypotheekbank kunnen noemen die een jingle afkeurde omdat de onzichtbare zanger klonk alsof hij een zwarte stem had. De ironie wilde dat de zanger in werkelijkheid blank was, maar dat de jingle van het vorig jaar wél door een zwarte was gezongen, die kennelijk het geluk had niet zo te klinken. Ik ken de directeur marketing van een vooraanstaand zoetwarenbedrijf die alle verzoeken om voor zijn reclamespot een zwart kind - in een voor de rest blanke groep kinderen - te mogen casten van de hand wees. Hij zei dat onderzoek uitwees dat een dergelijke keuze een averechtse uitwerking zou hebben. Ik ken het hoofd van de reclameafdeling van een luchtvaartmaatschappij die weigerde mij voor zijn tv-spots een echte stewardess, in dienst bij zijn eigen maatschappij, te laten gebruiken omdat ze zwart was. Ze was goed genoeg om zijn klanten een drankje te serveren, maar niet goed genoeg om daarmee voor de televisie te komen. Een taal onthult de opvattingen van de mensen die hem gebruiken en maken. En de taal waarmee de interraciale verhoudingen in Engeland worden aangeduid, bevat de complete declinatie van een neerbuigend vocabulaire. Eerst, hoorden we, was ‘integratie’ het doel. Maar dit woord ging al snel ‘assimilatie’ betekenen: een zwarte kon alleen integreren als hij zich als blanke ging gedragen. Na ‘integratie’ kwam het begrip ‘rassenharmonie’. Ook dit klonk weer heilzaam en wenselijk; maar in de praktijk kwam het er op neer dat zwarten moesten worden overgehaald om, ondanks alle onrecht dat hun dagelijks werd aangedaan, vreedzaam met blanken samen te leven. De oproep tot ‘rassenharmonie’ was gewoon een uitnodiging om glimlachend onze mond te houden, terwijl zij niets aan onze grieven deden. En nu hebben we dan een nieuwe kreet: ‘de multiculturele samenleving’. Het houdt in dat ze kinderen op onze scholen wat bongoritmes bijbrengen, leren hoe je een sari moet omknopen, en zo voort. En het houdt in dat ze aspirant-agenten op de politie- | |
[pagina 81]
| |
cursussen vertellen dat zwarte mensen ‘zó'n andere cultuur hebben’ dat ze het echt niet kunnen helpen dat ze iedereen moeilijkheden bezorgen. De multiculturele samenleving is het nieuwste symbolische gebaar in de richting van de zwarte bevolking van Engeland en zou, net als ‘integratie’ en ‘rassenharmonie’, als boerenbedrog aan de kaak moeten worden gesteld. Intussen gaat het generaliseren door. Zwarten hebben gevoel voor ritme, Aziaten werken hard. Ik hoor van rechtse politici dat men er bij de Conservatieve Partij ernstig over denkt naar de gunst van de Aziaten te dingen en de Caribische Afrikanen aan Labour over te laten - want Aziaten zijn immers zulke prima kapitalisten. Het heeft er de schijn van dat onze meesters, net als in het oude, ook in het nieuwe Britse Rijk de beproefde verdeel-en-heers strategieën willen toepassen. Maar ik heb de ergste en verraderlijkste generalisering voor het laatst bewaard. Het is dat zwarten als een probleem worden afgeschilderd. Je hebt het over een rassenprobleem, het immigratieprobleem, allerhande problemen. Als je liberaal bent, zeg je dat de zwarten een probleem hébben. Als je dat niet bent, zeg je dat ze het probleem zíjn. Maar de bewoners van de nieuwe kolonie hebben maar één echt probleem, en dat probleem is de blanken. Het Britse racisme is natuurlijk niet ons probleem. Het is het uwe. Wij lijden gewoon onder de gevolgen van uw probleem. En totdat u, de blanke, inziet dat het niet een kwestie van integratie is, of harmonie, of multiculturele samenleving, of immigratie, maar dat u gewoon eens de vooroordelen in bijna ieder van u onder ogen moet zien en die uitroeien, zit er niets anders op dan dat de staatsburgers van uw nieuwe, en laatste, wereldrijk zich tegen u teweerstellen. Je zou kunnen zeggen: daarvoor moeten we een nieuwe vrijheidsbeweging in gang zetten. Het is dan ook interessant om in gedachten te houden dat toen Mahatma Gandhi naar Engeland kwam en men hem vroeg wat hij van de Engelse beschaving dacht, deze vader van een eerdere vrijheidsbeweging antwoordde: ‘Het zou een goed idee zijn.’ |
|