zijn eigen waan dat je ruim een kwart van een volk generaties lang achter muren kunt houden. Het klinkt heel aannemelijk dat de opzij gezette oude leider E.H. op zijn ziekbed met de telefoon in zijn hand, zijn schorre bevelen tot vuren aan leger en veiligheidsdienst in de hoorn ligt te krassen, nog altijd in de overtuiging dat hij de grote leider is. Het ontbreekt er alleen nog aan dat hij zich in een bunker bevindt.) Tientallen jaren van wederrechtelijke opsluiting betekent je hele of je halve leven lang bedrogen te zijn. De opsluiting betekende verstoken zijn van familie, van vrienden, van omgeving en landschap, beroofd zijn van spirituele en culturele waarden. Pogingen die opsluiting te doorbreken betekenden psychisch en fysiek gewond worden, betekenden vaak sterven, juister gezegd vermoord worden.
Na tientallen jaren klonk en klinkt de vraag: wat was de zin van die opsluiting? (Een vrijgelatene zei: ‘Omdat duizenden mensen ervandoor gingen, hebben ze in 1961 de muur gebouwd. In 1989 hebben ze, omdat duizenden mensen ervandoor gingen, de muur opengebroken.’) De zinloosheid van de opsluiting, de zinloosheid van het levenslange bedrog, de pijn, het verstoken zijn, de verwondingen, het sterven, hebben de droefenis ingekerfd.
De herinnering aan de psychische en de fysieke schade die de dictatuur heeft veroorzaakt, aan de offers die zij heeft gevergd, brengt ons bij de schuldigen.
De schuldigen gingen dadelijk over tot het uitroepen van het uur nul. (‘Laat ons het verleden afsluiten. Laat ons de blik op de toekomst richten,’ zo zei de nieuwe oude leider E.K. in een interview.) In zalvende bewoordingen begon het grote witwassen. Niemand wilde eigenlijk echt aansprakelijk zijn.
Waar schuld niet te loochenen viel, beriepen de schuldigen zich op de overmacht van het bevel. (Het erbarmelijke, stuitende optreden van enkele hoofddaders die ter verantwoording werden geroepen, ligt nog vers in het geheugen - betrapte dieven en roofmoordenaars doen precies zo.)
Een sluwe, stijfkoppige leider met de naam E.M., een bewezen tweevoudig moordenaar, destijds verantwoordelijk voor de onveiligheid in de staat, verblufte zijn schuchtere ondervragers met de verzekering dat hij hen liefhad. (Als toeschouwer verwachtte je onwillekeurig dat het volgende ogenblik de zaaldeuren zouden opengaan en een bewapende commando-eenheid naar binnen zou stormen om de ondervragers onder de ogen van de liefhebbende dubbelmoordenaar te arresteren.)
Weer andere onmiskenbaar grote schuldigen leveren wat zelfkritiek en lachen hun slachtoffers grijnzend toe.
Het gros van de middelgrote, middelkleine en kleine medeplichtigen komt met de verklaring dat zij alleen maar hebben meegedaan om erger te voorkomen. Sommigen verrasten hun toehoorders met de onthulling dat ze er eigenlijk altijd al op tegen waren geweest, sedert minstens een jaar of verscheidene weken. (De voormalige plaatsvervangend minister K.H., ooit heer en meester over de censuur, de uitgeverijen, de boekhandels en aansprakelijk voor het criminaliseren en verjagen van schrijvers, bleek te kunnen bogen op een recente handtekening onder een petitie ten gunste van de Tsjechoslowaakse schrijver en burgerrechten-activist Vaclav Havel. K.H. steeg in zijn partij als