De Tweede Ronde. Jaargang 10(1989)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] Vier gedichten Cees van Hoore Zomerhuis De zomer was ons tweede huis waarvan de groene deuren weken vrolijk piepten in hun hengsels. Blauw was het dak boven dat huis 'n enkel wolkje erin, spierwit. We waren rijkelui. Wie is het toch die die Magritte vandaag bezit? Wat sliep ik diep in 't leven nadat ze hun stemmen dempten op het gazon, toen het gras voor wie ik lief had nog een vloer was, geen plafond. Vaders mes Met vaders mes sneed je het gras dat tegen het huis aan groeide. Je schoot uit in de aarde, zag rode druppels lekken op je hemd. De snee, pas later pijnlijk, was er ineens. Als 'n regel die je soms krijgt voor een vers. ‘O, mama mijn handen beginnen te bloeien’. [pagina 28] [p. 28] Weiland Mieren die ik zou kunnen doden trekken voorbij aan mijn been terwijl ik in dit paradijs lig te min voor iedereen. Vogels nog in het gras verborgen brengen hun buren van mij op de hoogte met hun eerste, zuiverste, gefluit. God is in de wazige dorpen voor de mensen aan het zorgen. Kerken, ga nooit meer uit. Erfgoed Mijn vader draagt jasjes en broeken van doden. Soms vloeken ze met elkaar maar nooit hardop of echt boos. Mijn vader verschijnt in een smoking. Hij draagt op zijn schouder andermans roos. Vorige Volgende