De Tweede Ronde. Jaargang 9(1988)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 169] [p. 169] Zeebries Stéphane Mallarmé (Vertaling Peter Verstegen) Mijn vlees is droef en ach! ik heb elk boek gelezen. Vluchten! Naar ginds! Die vogels moeten dronken wezen Zo tussen 't vreemde schuim en het azuur te zijn! Niets, niet de weerschijn van de oude tuin in mijn Oog zal dit zeedoordrenkte hart nog tegenstreven O nacht! noch 't eenzaam licht dat weer mijn lamp zal geven Aan 't leeg papier dat door zijn wit verdedigd wordt En niet de jonge vrouw met baby aan de borst. Ik ga vertrekken! Stoomschip, wiegend met je masten, Vaar uit naar een natuur aan verre, vreemde kusten! Een Levensmoeheid, door de wrede hoop gekweld, Gelooft nog in het zakdoekzwaaiend laatst vaarwel! Misschien dat een zwaar noodweer deze masten aanvalt En dat de wind ze ombuigt tot het schip vergaan zal Vergaan, geen mast, en ook dat welig eiland niet... Maar luister, o mijn hart, naar het matrozenlied! Brise marine La chair est triste, hélas! et j'ai lu tous les livres. Fuir! là-bas fuir! Je sens que des oiseaux sont ivres D'être parmi l'écume inconnue et les cieux! Rien, ni les vieux jardins reflétés par les yeux Ne retiendra ce coeur qui dans la mer se trempe O nuits! ni la clarté déserte de ma lampe Sur le vide papier que la blancheur défend Et ni la jeune femme allaitant son enfant. Je partirai! Steamer balançant ta mâture, Lève l'ancre pour une exotique nature! Un Ennui, désolé par les cruels espoirs, Croit encore à l'adieu suprême des mouchoirs! Et, peut-être, les mâts, invitant les orages Sont-ils de ceux qu'un vent penche sur les naufrages Perdus, sans mâts, sans mâts, ni fertiles îlots... Mais, ô mon coeur, entends le chant des matelots! Vorige Volgende