| |
| |
| |
Light Verse
| |
| |
Gedichten voor Kees Stip
Ach, laat ze toch
Jan Boerstoel
Ach, laat ze toch, de Jonge Turken die de stunt
boven de poëzie verkiezen, laat ze laaien
en dapper met hun ouderwetse kromzwaard zwaaien,
waarmee je trouwens nog geen appel schillen kunt.
Ach, laat ze toch... Gun ze de lof van Ton van Deel
- voor wie zelfs Strafwerk weinig hielp, maar dit terzijde -
laat ze toch letterkundig lijden en belijden.
Ze zeggen veel maar zoiets zegt nog niet zo veel.
Ach, laat ze toch... Van Lava tot aan Zwagerman.
Lees Stip en weet dat het niet maximaler kan.
| |
Op Fop
Drs. P
Hij richt zich nu op dit, en dan op dat -
Een geit, een specht, een mot, een kluut, een rat...
Men merkt al vóór het einde van de rit
Hoe goed zijn dichtwerk in elkander zit
Ja, als hij zich tot lyrisch vissen zet
Belandt er steeds een wonder in zijn net
En wat hij vangt, heeft letterkundig nut
Want ieder die uit deze voorraad put
Wint qua vermaak en lering ook, de pot
Zo blijkt dan tot en met, en met en tot:
De Zangberg is herbergzaam, doch de top
Slechts haalbaar voor een man als Trijntje Fop
| |
| |
| |
Blijve Kees Stip altijd
Peter Verstegen
Kees Stip driekwart eeuw oud!
Een dichter die zo bij blijft
En zo briljant als hij schrijft
Stelt voor een raadsel. Zou 't
Stips geestkracht zijn of houdt
The wishful thought ‘Wie schrijft blijft’
In dat Stip in bedrijf blijft,
Blijf lijflijk nog veel langer!
Liefst blijve deze zanger -
Fier gaat hij door met schrijven,
Terecht zal hij beklijven:
stips geest heeft eeuwigheid
| |
Op een feest
(Aan Katja Stip)
Ivo de Wijs
Wie, vroeg een vriend, schetst mij de reden
Van alle vrouwendienstbaarheden?
En hij vervolgde: Neem nou Katja
Die vrouw heeft toch talenten zat, ja
En kwaliteiten van d'r eigen
Om zonder Stip te kunnen stijgen
| |
| |
| |
Ivo de Wijs
Ballade
Een vers voor Stip, wat moet ik daar mee aan?
Ik kan beleefd mijn complimenten droppen
Maar ik kan ook een andere toon aanslaan...
Laat ik mijn pen maar eens in zwavel soppen
Het is toch van geen kanten te verkroppen:
Zo'n ouwe vent met zoveel energie
En met talent tot in zijn vingertoppen
Ik haat die Stip, ik sterf van jaloezie
De nieuwe generatie komt spontaan
De oude meester op de schouder kloppen:
‘Proficiat, ga zo door Kees, knap gedaan!’
Graag neem ik afstand van die huichelkoppen
Graag kom ik met de waarheid op de proppen:
Die man verspert de weg met z'n genie
Die gek schrijft onze toekomst naar de knoppen
Ik haat die Stip, ik sterf van jaloezie
De grijsaard hoeft voor mij niet dood te gaan
Of half dement door een tehuis te hoppen
Ik gun hem best een oeverloos bestaan
Uit de Sociale Zaken-enveloppe
Maar laat hem toch met publiceren stoppen
En ruimte maken voor een nieuw esprit
Maar nee hoor, nee hoor, wéér een boek met Foppen!
Ik haat die Stip, ik sterf van jaloezie
Prins van het lichte vers, kijk uit uw doppen
Vandaag laat ik het nog bij theorie
Maar morgen sla ik ordinair aan 't schoppen
Ik haat je Kees, ik sterf van jaloezie
| |
| |
| |
Uit het dankwoord
Kees Stip
Hoera, ik ben helaas al driekwart honderd,
en toch nog op, hetgeen mij wel verwondert,
het toppunt van mijn creativiteit,
en niet alweer een aardig eindje onder 't.
| |
Drie maal Trijntje Fop
(ten bewijze dat de verzameling te vroeg komt)
Op een pitbullterrier
Een pitbullterrier verslond
nog nooit een kind of kat of hond,
en ook geen dames en geen heren.
Er is voor dit zo trouw negeren
van zijn vermeende pitbullplicht
een standbeeld voor hem afgericht.
| |
Op een glimworm
Een kleine glimworm, ene Sijtje,
at elke dag een batterijtje
waarna zij duidelijk op dreef
een aantal lichte verzen schreef.
‘Dit voedsel,’ sprak zij tot de pers,
‘houdt mijn vers licht en mijn licht vers.’
| |
Op een poedel en diens kern
Een poedel, nogal knap van kop,
schreef verzen à la Trijntje Fop.
‘Ik,’ sprak hij ook al niet zo dom
toen iemand weten wou waarom,
‘kietel de taal, mijn beste man,
waar deze daar niet tegen kan.’
|
|