Anthologie
Kees Stip
Dick Welsink
Kees Stip is op 25 augustus 1913 geboren. Het is hem niet aan te zien. De lichte muze houdt hem kennelijk jong. Toch was hij geen overdreven jeugdig debutant, want het eerste gedicht dat ik van hem in druk vond (een Latijns vers) staat in het nummer van 15 januari 1943 van Hermeneus. Een publikatie in die taal in dat blad is niet zo vreemd, als men weet dat hij in 1941 aan de Utrechtse universiteit het kandidaatsdiploma klassieke taal- en letterkunde had behaald. Vanwege de oorlogsomstandigheden had hij zijn studie echter gestaakt en was hij, als dienstplichtig reserve-officier van het Nederlandse leger, ondergedoken, aanvankelijk in Steendam, aan het Schildmeer (prov. Groningen), daarna in Kootwijkerbroek op de Veluwe. In de eerstgenoemde plaats ontmoette hij een meisje dat hem inspireerde tot het schrijven van ‘Die[u]wertje Diekema’, dat werd opgenomen in het tweede nummer van de eerste, illegale jaargang van Podium, in de tweede kwam hij in contact met Wim Ibo en Hetty Blok, voor wie hij cabaretteksten maakte; later leverde hij trouwens jarenlang losse grappen voor de conférences van Wim Kan.
Na de bevrijding werd hij opnieuw opgeroepen voor het vervullen van de militaire dienstplicht en werd hij bij de legervoorlichtingsdienst ingezet voor het Strijdkrachtenprogramma, vandaar overgeheveld naar de filmdienst als scenarioschrijver en ten slotte uitgeleend aan de regeringsvoorlichtingsdienst als rijksambtenaarscenarioschrijver. Na de beëindiging van zijn krijgsdienst vestigde hij zich als free-lance tekst- en scenarioschrijver in 's-Gravenhage aan het Noordeinde boven de zaak van zijn uitgever, L.J.C. Boucher. In die hoedanigheid verrichtte hij de meest uiteenlopende werkzaamheden; zo stelde hij van 1950 tot 1979 de jaaroverzichten van het Polygoon-journaal samen, schreef hij boekjes voor o.a. een levensverzekeringsmaatschappij en een rijwielfabrikant, maar ook versjes ten behoeve van een reclamecampagne voor een bekend dropmerk (De freule: ‘Ik minde Willem Kloos; ik had hem willen huwen./ De vrouw die hij verkoos was Reyneke van Stuwe./ Die klap gaf aan mijn kop dat dromerige droeve/ als rook in Venco drop, en mocht er nooit van proeven.’) en werkte onder diverse pseudoniemen mee aan verschillende dag- en weekbladen: als Trijntje Fop aan onder meer De Volkskrant met de bekende diergedichtjes, als Chronos aan De Tijd met op de actualiteit geënte versjes, als Katrijn aan Elseviers Weekblad met kwatrijnen en als McMesser aan hetzelfde periodiek met limericks. Met de tekenaar Nico Visscher maakte hij later onder het gezamenlijke pseudoniem Nike (d.w.z. Nico en Kees, maar tevens Grieks voor overwinning) voor een tweetal noordelijke kranten de dagstrip ‘In de wolken’.
In deze Anthologie een selectie uit Stips dierengedichten, eerder verschenen onder Stips pseudoniem Trijntje Fop. De verzamelde Trijntje Fops verschijnen deze zomer ter gelegenheid van Stips vijfenzeventigste verjaardag. Volgend jaar volgen Verzamelde gedichten (Uitg. Bert Bakker).
Bibliografie: Poëzie: Dieuwertje Diekema ([1943]); The digging Dutchman ([1945]); Vijf variaties op een misverstand (1950) [= 1949]; geheel opgenomen in Zes variaties op een misverstand, (1984); Ballade van de honderd vrijers (1951); De dierkundige dichtoefeningen van Trijntje Fop ([1955]); Beestachtigheden (1956); Zoo zoo ([1959]); Vis à vis (1962); De peperbek ([1966]); Diewertje Diekema. Vijf variaties op een misverstand. Beestachtigheden ([1967], verzamelbundel); Beestenboel van Trijntje Fop (1981, verzamelbundel); Dames, dames... (1981); B is het boekje (1982); Drie werelden (1982); Mensen wat 'n beesten (1982); Au! De rozen bloeien (1983); Holle bolle Gijs (1983); Van aap tot zevenslaper (1983); Een mooie melkkoe en andere beesten (1984); De mens in het beest (of omgekeerd) 1985; Nu stoppen de muizen op tijd (1985); Een kind met kikkerpoten (1987); Het grote beestenfeest (1988, verzamelbundel).