De Tweede Ronde. Jaargang 9(1988)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 86] [p. 86] Vier sonnetten Kees Stip Beethoven Hij stond op de piano. Elke keer dat ik ging spelen zag je zijn gelaat er niet van verbleken, nee, bega geen flater, hij was van gips, dat kon dus al niet meer. Een menseneter of een kinderhater, zo keek die kop misprijzend op mij neer. Maar onbekommerd, alle dagen weer, liet ik mijn muzikale kip te water. Ludwig van Beethoven, eens wordt uw beeld door mij van mijn piano afgespeeld en uit de kip die ik zo wreed moet kwellen komt Freude schöner Götterfunken wellen. Dan zeggen alle mensenbroeders: ‘Hoor, hij staat er niet meer op, hij zit ervoor.’ [pagina 87] [p. 87] Mijn slaapmuts Nu goed, ik heb een slaapmuts op, akkoord, ook als ik werk of wandel of vergader. Van alle daden is de droom de vader al heb ik al wel honderdmaal gehoord: ‘De wereld vraagt geen dromer maar een dader. Wanneer je er alleen maar van je soort een stuk of wat verwekt hebt of vermoord, sta je de normen al een heel stuk nader.’ Maar ach, ik krijg mijn slaapmuts zelfs niet weg nu ik ontwakend tot mijzelve zeg: ‘Word wakker, man, het uur is haast gekomen dat je ook zonder muts in slaap verzinkt. Dit kleine leven, door een slaap omringd, moet je dat ook zo nodig nog verdromen?’ [pagina 88] [p. 88] De spreker Ik kreeg het woord. De zenuwen erbij. Want wat ze wilden wist ik van tevoren. Wat ieder van zichzelf had willen horen, dat moesten ze nu ook nog eens van mij. Al zaten ze met roodgespitste oren te wachten tot ik eindelijk iets zei, met dode mussen maak je niemand blij. Dus werd de mijne maar niet eens geboren. Door niets te zeggen sla je nooit een flater. Ik sloeg alleen denkbeeldig naar een mug en nam een slokje van mijn glaasje water. Een diepe buiging na een kleine kuch, en donderend applaus klonk allerwegen omdat ik zo welsprekend had gezwegen. [pagina 89] [p. 89] De smidse De smidse was een hoekje van de hel waarin je iets van ijzer kon bestellen. Was er meer vraag naar dergelijke hellen en duivels ook, dan wist ik het al wel. Mijn hamer zou ik heffen en met felle klinkende slagen helder als een bel in dansende cadans met mijn gezel withete vonken uit wit ijzer lellen. En dan te kunnen lachen als die smid, met zwarte wangen en de tanden wit en alle mooie meiden mata glap, dat had ik graag gewild, maar voor die stap uit dit inferno naar dit aardse Eden moet je het ijzer als het heet is smeden. Vorige Volgende