| |
| |
| |
Acht gedichten
H. Prenen
Vraag
Gesteld dat eensklaps op klaarlichte dag
een god, alleen bij naam ons nog bekend,
van eeuwen her, en die geen mens ooit zag,
dan in sculptuur of op een oude prent:
Apollo die het licht des hemels droeg,
of Hermes op gevleugelde sandaal,
hier neerstreek en gewoon de hoek omsloeg
in deze straat van nieuwbouw en metaal; -
zou dan het eenzaam boompje dat zo pas
geplant werd tussen grint en spichtig gras
gaan bloeien als het aardse paradijs,
en werd dit huis een marmerwit paleis
met zalen van azuur en spiegelglas, -
of bleef de wereld toch zoals ze was?
| |
Minnedichter
Hij is de lieveling van de vrouwen
die zich als zijn tiende muze beschouwen,
en gaat het met de lyriek soms mis
hoofdzaak blijft dat hij twintig is!
Maar als hij voor de jaren moet zwichten
die onbarmhartig hun afbraak verrichten
wat helpt het dan nog minne-te-dichten?
Zelfs met zijn schoonste liefdessonnet
krijgt hij geen muze meer in zijn bed.
| |
| |
| |
Half om half
Vanmiddag op een damesthee
dronk ik galant een glaasje mee
maar bleef zo nuchter als een kalf;
geen wonder ook! - 't was Half om Half.
Half zoet, half zuur; half goed, half slecht.
Toen proefde 'k pas, (wat Plato zegt):
hoe onze ziel gespleten is
in helderheid en duisternis! -
Sindsdien op het verkeerde pad
ben ik niet dìt, ben ik niet dàt,
geen held, geen ploert; geen vlees, geen vis;
kniel ik voor God en 't Gouden Kalf
en pleng mijn offers: half om half.
Terwijl ik zo te peinzen zat
en amper wist van hoe of wat,
zag ik dat roerloos in het glas
mijn evenbeeld weerspiegeld was; -
waarachtig, ja: van top tot teen
liep er een barst dwars door mij heen!
Half man, half vrouw; half heer, half knecht;
half koud, half heet; half krom, half recht,
bleef alles op de tweesprong staan.
Wanneer zal ik, recht toe, recht aan,
dan eindelijk volledig zijn? -
Wacht maar! - vanavond, bij de wijn...
| |
| |
| |
Heeroom
Onkreukbaar in zijn zwarte pak,
sigaardoorgeurd, brevier op zak,
met bolhoed boordevol sermoenen
en zilveren gespen aan zijn schoenen,
met kniebroek en gesteven boord
en aan een goudfluwelen koord
zijn horologie op het lest
voor 't uur der wrake op zijn vest:
zo schreed langs plein en straat weleer
de Hoog- of Zeereerwaarde Heer,
gezalfd, gezegend en gewijd
tot bastion der eerbaarheid,
verkondigend in volle statie
de glans der Contrareformatie,
zijn geest nog terend op de rente
van 't seminarie anno Trente,
kortom, in 't vrolijk licht der zon
een silhouet uit zwart karton,
een vingerwijzing van omhoog:
God is een driehoek met een oog!
Dus Christenen, ontkent gij dit,
ge weet het: anathéma sit!
(of is het soms anàthema?
Ik weet het niet. Kijk het maar na)
| |
| |
| |
Roem
Ach weet je, ook de Faam heeft haar trompet
naast die van Jericho aan kant gezet,
ze speelt sindsdien het kansspel van de roem
en blaast nu pluisjes uit een paardebloem.
Die worden meegenomen door de wind
en komen neer waar niemand ze meer vindt,
behalve eentje, soms, - dat raakt dan zoek
tussen de dorre blaren van een boek.
En als het meezit en de wind waait zuid
groeit er een standbeeld of een straatnaam uit.
| |
Calvijn etc.
Calvijn, Cauvin, Calvinus: alles kaal,
de Leer, de kerken en het sleepkoraal.
De Here Jezus heeft zijn heil beloofd
maar 't is versteend tot een Medusahoofd:
verdoemelingen zijn we allemaal!
Wil je eens zien in hun belijdenis
wat er aan Blijde Boodschap nog van over is,
ga dan naar Staphorst of een boerengat
in Groningen - mààr langs het smalle pad.
Daar ligt Gods woord, bevroren en verstard
bij al die stijve harken in het zwart,
waarin het zaad tussen de stenen viel.
Ze hadden al een grafzerk op hun ziel.
| |
| |
| |
Krakers
't Is ons beloofd per aflaatbrief uit Rome
dat wij allemaal ooit in de hemel komen.
Daar vinden wij ons eindelijke huis.
Wij kloppen aan, maar Petrus geeft niet thuis.
Sorry meneer, dan gaan we het maar kraken
- wat moet dat moet - en korte metten maken!
Breekijzer, koevoet en wat dies meer zij
forceren alles tot op de keerzij,
want alleen met beitel en hamer
kom je tot in de binnenste kamer.
De Heer heeft het immers zelf voorspeld:
het rijk der hemelen lijdt geweld!
Blijf dus niet treuzelen voor de poort, -
geweldenaars hebben het laatste woord.
| |
| |
| |
Romantisch portret
Met hoge kraag en opgekropte das
en bakkebaarden langs de smalle wangen,
en ogen waterblauw van het verlangen
naar ergens-iets wat nooit te vinden was:
zo kijkt hij achter 't afgeschilferd glas,
voorgoed in een ovalen lijst gevangen
om smachtend in een dode hoek te hangen
waar spinrag kruipt op zijn fluwelen jas.
Een jong'ling uit de eeuw der romantiek
tegen een achtergrond van walsmuziek,
voor altijd van ons leven afgezonderd
in een salon uit anno achttienhonderd
onder het stofgoud van de avondzon, -
waarin geen vrouw hem meer bereiken kon.
|
|