De Tweede Ronde. Jaargang 9(1988)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 60] [p. 60] Vier gedichten Jaap van Zweden De bel Er werd gebeld een avond in november bladeren stoven de gang in toen ik opendeed en diep in het huis schrok een deur dicht met een klap; daar stonden de mannen met de strakke gezichten de hoed en regenjas. Ze duwden mij opzij en drongen binnen gooiden de stoelen en planten om gingen met een schaar in de gordijnen staan knippen. Ze hingen mijn kat aan de wc-trekker op en pakten de po en zetten die zomaar midden in de kamer op tafel. Net hadden ze mijn zoons met benzine begoten toen bleek dat dit niet het goede huisnummer was; ze veegden met hun schoenen wat scherven opzij en gaven mij een hand, bij wijze van afscheid. [pagina 61] [p. 61] Alles wat je doet... Alles wat je doet heeft een naam en behoort tot een veilige orde je wandelt in de Ardennen en de Eifel zingt liederen van Schubert en van Wolf besteedt een weekend aan Afrikaanse dansen en de woensdagavond aan een vorm van yoga waarvan de naam mij even ontschoten is je zegt dat boek die film dat eten want al je plezier heeft een naam en een orde alsof het in een linnenkast op stapels ligt maar gebeurt het nooit op een namiddag nadat je thee hebt gedronken met je zoon en zijn vriend en zit te werken aan de tafel bij het raam dat je hapert en opkijkt in het herfstlicht omdat er iets is een gezicht een geluid achter het dringend krassen van takken op de ruiten dat nu eens naamloos en onmogelijk is net als wat er was tussen jou en mij [pagina 62] [p. 62] Hoe leven onze gedichten Hoe het is om als gedicht te leven: alleen en verweerd, zonder familie zonder de hulp van dansers en muziek, niet in kleur, niet in stereo heb je ver van de lichten der wereldstad niet meer dan het naakte bestaan. Stel je voor een vreemdeling op een dorpsplein zijn eenzame gratie als hij oversteekt zijn gloeiende ogen in de schaduw van een hoed zijn verleden is niemand bekend het is een man die zijn geheimen niet prijsgeeft eentje die zijn dorst lest in stilte eentje die slaapt op de grond eentje die gaat voor het licht wordt onhandelbaar, ongenietbaar Toscaans huis Soms loop ik in een denkbare wereld met haar in een bebost en heuvelig landschap. Alles werkt mee, de lucht betrekt en zware regen brengt ons dichter bij elkaar. Onder mijn jas dalen wij af naar een afgelegen huis dat verlaten is en toch wonderbaarlijk open en gereed ons te ontvangen. Ik leg een vuur aan en luister naar haar aarzelende voetstap boven mij. Later zit zij naakt in de gloed van de haard en droogt haar haren met een handdoek totdat zij stopt en vragend naar mij omkijkt en ik bevestig dat dit inderdaad niet echt is dat wel het huis bestaat, evenals zij en ik maar dat een raadsel ons versplinterd heeft. Vorige Volgende