| |
| |
| |
En kenden geen verdriet
(Uit ‘Twaalf SDAP-verzen, 1930-1940’)
Klaas de Wit
De Internationale brengt alle mensen geluk
Jaap van der Merwe
| |
1 mei voor het kind
I
In alle vroegte help je je vader
de enorme scheepsmast met daaraan
2 bij 3½ meter vuurrood doek (genoeg
om een slachthuis vol duffe stieren
storm te doen lopen tegen hun on-
omkeerbaar lot) uit het zolderraam
samen met je vriendje Wybrand
de opgespelde rode tulp voort te dragen
langs de Hogelandsingel tussen
honende rijen roomse schooljongens:
rooien zijn geen mooien en
op te stellen in rijen-van-drie
op het Edo Bergsmaviaduct, en
- als de leiding eventjes niet oplet -
de nòg rodere kinderkruistocht
daar beneden langs de spoorbaan
met brood en appels te bekogelen:
dimitroff moet vrij en handen af
(Enschede, 1933)
| |
| |
| |
II
Nee, dan mijn vriend Gijs.
samen met z'n zusje Tineke
zijn ouders (staande aan hun voeteneind,
de kinderhand gevuld met Rode Tulpen)
geestdriftig de Internationale
(Zaltbommel, 1934)
| |
Ingezonden:
Mevrouw Ribbius-Pelletier,
Hebt u ooit wekenlang warm moeten eten
‘De Proletarische Vrouw’??
(14-jarige jongen, naam en adres ter redactie bekend)
| |
| |
| |
Rode Jeugdzonde
In die tijd gingen wij meestal op vakantie
met Tante Ley (hoog op de benen, taps
toelopend, potgeknipt haar) en
Oom Ybele; maar die deed verder niet ter zake.
Dagenlang kon zij - in Partij en Vrouwen-
beweging beter bekend als Larsen-Winsemius -
mijn vader in beslag nemen met conversatie
waar een modale Proletarische Vrouw
als mijn moeder niet van terughad.
Ook was zij in het bezit van een niet
onzuivere, maar wel bijzonder schelle
sopraan, waarmee zij tijdens de wandeling
mijn jongensoren placht te pijnigen
als geliefde strijdliederen werden
aangeheven als eens, morgenrood of
als wij schrijden... Passerende
vakantiegangers keken gegeneerd
naar hun tenen, terwijl ik krampachtig
deed of m'n neus bloedde.
Later ontdekte ik evenwel dat zij
tussen de jutebanden van Arbo-series,
Het Kapitaal van Marx en de Gedenkschriften
van P.J. Troelstra nog boeken had staan
als De Zondaar van Alie van Wijhe-Smeding.
Zodoende figureerde zij zelfs enige tijd
in mijn pan-erotische fantasieën.
(Schoorl, Berg-en-Dal, Luxemburg, Zoutelande)
| |
| |
| |
Zijn wij bereid?
Als ik mijn rechterhand in een mitella
draag, komt Koos Vorrink bij ons thuis.
‘Geen ramp,’ roept hij vrolijk,
‘geven we mekaar toch gewoon de linker,
zoals de verkenners,’ (van B.P. dus!) -
daarbij ook nog doodleuk met twee vingers
van de rechter stram saluerend
aan de rand van een onzichtbare hoed.
De kleuren schieten mij op en af:
doorgrondt de Rode Valkenleider
mijn geheime wens, of - erger nog -
kan het zijn dat de vlammende kuif
zelf vindt dat die burgerlijke
op quasi militaire leest geschoeide
namaak jeugdbeweging (waar ik
van z'n leven nooit bij mag)
laten ze je toch maar mooi mee zitten.
(Groningen, 1938)
| |
| |
| |
Paasheuvel aan de vooravond
Samen met Peter M. (wiens vader,
partijgenoot doorkneed in lekespel,
volksdans en geheelonthouding,
mij erheen gepraat had) arriveerde ik
die laatste zomer in een kamp
van louter Amsterdammers:
tenten vol joodse jongens en meiden,
barstend van plezier en sensualiteit -
Sally, die de tranen in je ogen speelde
met z'n jazz-viool, Siegfried
met z'n Duits accent en Nietzsche in z'n rugzak;
Esther ook, die de allerlaatste nacht
in onze tent, terwijl de anderen hik-
lachten om Sam en Moos (en Saar),
mij zachtjes neuriënd streelde
toen ik dacht dat mijn einde gekomen
m'n betraand gezicht te verbergen
tussen haar bloedwarme borsten.
(Vierhouten, 4 aug. 1939)
|
|