De Tweede Ronde. Jaargang 9(1988)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 53] [p. 53] Twee gedichten Duco van Weerlee Pangandaran - Laut Biru Mijn eerste liefje, een tanige dame met een gebit van goud, schrijft me: ‘Zul je wel voorzichtig zijn, lieve?’ Ik antwoord per omgaande: ‘Voor wie, voor wat en hoe lang nog?’ Mijn hoerige roomboy gaat met zijn blote kaki op de closetpot staan, zijn geslacht op ooghoogte. Talrijke nazaten zullen naar zijn besneden ponjaard verwijzen als naar vaders (grootvaders) verrekijker. Pikbroek Jajan - wat snoepje betekent, lekkertje - spiedt behoedzaam uit het hoge raam van de kamar mandi. Hij is nochtans de enige kaper op mijn kust en als hij klaarkomt - gul en overvloedig voor die prijs - vang ik een spetter in mijn ene oog. Een zwartfluwelen lapje, zou dat zijn wat Mientje bedoelde? [pagina 54] [p. 54] Ubud - Sama's Cottage Als een brave padvinder bouwt Wayan een tentje in zijn sarong. Maar wanneer de hopman nadert voor inspectie, begint hij te spartelen. ‘Eds,’ kermt hij, ‘Eds.’ De gevreesde ziekte zou hem hebben besprongen tijdens werkzaamheden in een sexclub in Denpasar, waar minder brave moslims van Banyuwangi aan hun benarde adat plegen te ontsnappen. Uitslag op handen, geslacht, gezicht, maar nu gelukkig weer alles kits, op de schrik na en wat rafels bij de oogleden. Helaas, de geest van Baden Powell laat niet met zich spotten. Het kamp is al opgebroken, alle welpen en verkenners in quarantaine. Ik ga vredig naast hem liggen, een arm om zijn delicate schouders en ik fluister in zijn koffiekleurige oorschelpjes dat ik zijn vriend zal zijn tot hij eraan sterft. Vorige Volgende