De Tweede Ronde. Jaargang 9(1988)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] Twee gedichten Peter ten Hoopen het is koud in de tropen het is koud in de tropen kil en klam als nederland noodweer duurt dagen en weken spoelen grijs voorbij door kolonialen vergeten in schoolboekjes verzwegen de trieste werkelijkheid van bergdorpen in regen negorijen die geuren met namen als bloemen zonnige klanken als voor toeristen bedacht maar niemand blijft lang in loboto en soewaki zelfs de missie zag nooit echt brood in dit land water des hemels gutst gul tussen huizen kolkt kostbare grond los voor lagere valleien hier drijven gewassen in kniediepe modder alleen bamboe tiert welig sierlijk maar hol kleumend in doekjes hurkt het bergvolk bijeen rillend van koorts en bang voor de geesten donder kraakt morrend door 't donkere oerwoud woest schudt de aarde als vuurberg weer rommelt maar groter gevaren spoken door 't hoofd de preken van priesters wit als de doden wat ooit de rijkdom van 'n geheiligd leven was is nu uit den boze een zonde voor god [pagina 48] [p. 48] niets siert de huizen kaal is het erf geen heidense beelden geheime symbolen alleen kruisjes boven deuren magere latjes met spijkers aaneengeslagen golgotha van onbegrip leeg staart het volk naar hun eenzame gast boerend van honger inheems als de tering te moe om te vlooien en als hoop voor de maag slechts pootknol en zaaizaad tot nu niet gegeten de honger verdoofd door gifrode sirih ogen schichtig opwinding om niets die nooit ergens heen kan ik staar mee in de leegte en voel droef hoe nat en hoe ver wij mensen van eden zijn plots klinkt boven regen de roep van mijn stam zo vreemd hier maar mij een belofte van redding gierend en ronkend tornt tegen de bergpas een zware diesel de wekelijkse truck sigaretten en eetwaar deel ik nog uit ik grijp snel mijn tas mijn geld om weg te komen ik zwaai voor 't vertrek ik glimlach goedkoop en zie in hun ogen ik ben nooit hier geweest (Bajawa, Flores) [pagina 49] [p. 49] onder de klamboe een wolkloze ochtend zwetend en stoffig met plenzen koel water naar verleden verdreven gehuld in een handdoek kom ik terug in de kamer waar onder de klamboe mijn lieve geliefde de luiken gesloten schemerig licht door spleten en kieren de stilte van slaap wit hangt het gaas om 't bed van mijn bruid haar lichaam languit en naakt van vertrouwen tederheid groeit als braam tussen doornen verrukkelijk kwetsbaar daarom heel fel beschermd de haan op het erf nabij door de stilte kraait schor van 't stof zijn manlijkheid rond [pagina 50] [p. 50] met ogen vol aandacht sla ik open de klamboe en ademloos schuif ik naast haar op het laken door ontmoeting ontwaakt in harem van schemer rekt geliefde haar leden kreunt zacht haar verlangen de stilte verdraagt slechts 't gefluister van huid en boven gods bekkens het hooglied van adem (Kalabahi, Alor) Vorige Volgende