De Tweede Ronde. Jaargang 8
(1987)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 178]
| |
Beeld van de ‘groteske’
| |
[pagina 179]
| |
Met witte slakjes, mijne heren! Het waren geen bloemen! Het waren slakjes! Al die kromme takken van dat dode boompje waren overdekt, versierd met arabesken van witte slakjes die zojuist, na de onstuimige stortregen, van de vette grond waren opgeschuimd. En het was net of, in het pittige, vochtige grijs van de lucht die nog lang niet was opgeklaard, dat boompje, dat voor de grap aldus in bloei stond, snedig opmerkte, om het andere dat zo snel zijn bloesem had verloren te plagen: - Kijk mij eens! Zie je? Ik nu wel en jij niet. Ik bloei zoals ik kan. Een bloei waarbij - ongetwijfeld - iemand die meende dat hij erom moest lachen, een beetje zijn best zou moeten doen. Want zo leuk was het niet om zo te bloeien. Zogenaamd in bloei, ja; maar laten we elkaar goed begrijpen. Ze wilden heus geen echte bloemen lijken, al die witte slakjes; en ook geen namaakbloemen, alsof ze van stof waren of van papier of van was. Nee. Ze wilden lijken wat ze werkelijk waren: witte slakjes die zich in vreemde toch natuurlijke arabesken hadden vastgezet op de kromme takken van het dode boompje. O ja, het was dood! En die slakjesbloesem wilde ons heus niet wijsmaken dat de boom nog leefde. De bloesem gaf juist duidelijk te kennen in de dood van de boom te geloven en hem niet serieus te nemen door hem zo te laten bloeien. Godnogantoe, het was zonneklaar dat hij lachte om zichzelf, die bloesem. Het was de schuld van de hevige stortregen die in de zware, zwarte wolken hing en alvorens los te barsten al lange tijd de hemel tot spelonk gemaakt had, in een verbijsterde, angstwekkende duisternis. Het boompje was eraan doodgegaan. En zodra de storm was losgebarsten had het andere boompje, dat in een illusie van mooi weer geprobeerd had te bloeien, dadelijk zijn bloemen verloren. En het was evenmin de schuld van die slakjesbloesem dat de takken van het boompje, beroofd als ze waren van bedrieglijk lover, er zo totaal verkromd uitzagen. Een kortstondige illusie van lente kan de verkromming van de takken verbergen. Kale takken - ze zullen niet mooi gevonden worden - maar ze zijn nu eenmaal zo, krom. Overigens, kijk eens hoe ook die aardige slakjes, hoe meer ze zich van dit alles bewust zijn, hun best doen de treurige kaalheid van de takken te verbloemen. Het zijn niet allemaal van die huisjesslakken. Kijk eens hier wat een iriserend gewriemel, nu ze beginnen te kwij- | |
[pagina 180]
| |
len! Ach ja, bloemen, geur; slakjes, kwijl! Maar toch is het mooi om te zien, dit kwijl dat licht geeft, dat nu eens opzwelt, zo een en al vuur, zo een en al weerschijn en kleur, en dan weer inzakt, koud; en van binnenuit komen, het ene wat langer, het andere wat minder lang, de ogen tevoorschijn van het slakje dat hoorntjes opzet om rond te kijken, op de tast, stiekem. Maar u zegt: De echte bloemen! De levende blaadjes! Ik weet het. We zouden moeten leven en niet denken: ik bedoel, ons verheugen in de bloemen (als ze er zijn), in hun geur, en in de schaduw en de koelte van de bladeren (als ze er zijn); en niet bedenken dat in wezen, kom, met uw welnemen, bloemen en bladeren in de lente heel gewoon zijn. Je zou als die stekelige, bittere plant moeten zijn, die lemmetvormige bladeren heeft met doornige punten, de plant die niet eens groen wil zijn, die ten slotte niet meer weet wat ze doet en omhoog gaat, omhoog, regelrecht en eenzaam de lucht in, en die op haar top, vanuit heel haar uiterste verlangen naar hoogte en lucht en zon een bloem uitperst, één enkele bloem en dan sterft. Deze boompjes echter, die in familieverband bloeien, bijna groepsgewijs, in armoe en gebrek, allemaal tegelijk en op dezelfde wijze, wekken, dat verzeker ik u, bij een enkel buitenissig boompje de lust op om dood te gaan en op zekere dag zo in bloei te verschijnen, voor de grap, met witte slakjes. Maar ook buitenissigheid werkt aanstekelijk. En helaas, er zijn nu zo veel van die boompjes die zo zijn gaan bloeien, met slakjes! Zo veel, dat het ons bijna te veel wordt. |
|