De Tweede Ronde. Jaargang 8(1987)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] Drie gedichten Eva Gerlach Rijm De ogen van de beer zijn nauw, hij stapt wanneer de man het zegt over hoog touw, maakt salto's voor- en achterwaarts en danst door grasland terug naar zijn kring in het zand. Na ieder nummer draagt hij de zweep aan waarmee de man hem dadelijk zal slaan. Tussen de boer in streepjespak, de vrouw van spek, het kind dat in zijn handen klapt, zie je hem liggen aan het slot, zijn huid door motten aangevreten blind languit. Dichter Je ziet zijn schrift weglopen uit de kamer. Nietige zin, voor het oog onbereikbaar; wolkenpatroon achter gekanteld raam. De kale vogel aan zijn nylondraad doet boven het woordenboek zo goed het gaat het stille vliegbeeld van de arend na. Spreeuwen tegenover hem op de daken verzamelen zich, honderden, die elkaar voor het onvermijdelijke moed inpraten. [pagina 46] [p. 46] Gedicht Zonder dat iemand het ziet breek je de regels tot je mij voor de vierde, zevende maal roept in de nacht en ik naast je kom liggen en je nog iets zegt als ‘Nee, ik wil geen limonade.’ En ik zeg ‘Hoeft niet,’ waarna je zuchtend mijn hand pakt als een luiaard zijn tak, en inslaapt. Nodig heb je mij niet, zomin als een steen de aarde die er aan kleeft. Harder ben je en vaster dan ik ooit geweest ben, altijd bereid te verliezen om sterker terug te komen en alsnog te winnen, dansend op de manier van stenen: zonder dat iemand het ziet. Vorige Volgende