De beproeving van het rijke rijm
Fred van Enske
Iedereen heeft weleens met een schok ervaren dat het onderwijs hem niet alleen ge-, maar ook vervormd heeft. Met hoeveel misverstanden lopen we rond omdat ze ons ooit door de gezaghebbende onderwijzer of leraar als zekere waarheden werden ingepompt?
Een dergelijke schok onderging ik toen mij, min of meer toevallig, een bundel jeugdverzen van Clément Marot onder ogen kwam. Deze Franse dichter paste regel na regel het zogenaamde ‘rijke rijm’ (rime riche) toe en wel op een wijze die een waarlijk rijke indruk maakte. Vaag herinnerde ik me dat deze rijmvorm op school werd afgedaan als minderwaardig en zelfs voor Sinterklaas-gestuntel moest worden afgewezen. Toen al verbaasde mij de term ‘rijk’ voor zo'n kennelijk armetierig verschijnsel, maar het zou natuurlijk sarcastisch bedoeld kunnen zijn. Hoe het zij, de indoctrinatie had plaatsgevonden: kopen en lopen konden gepaard worden als deugdelijke rijmwoorden, voor het paar kopen-kopen gold dat niet.
Evenwel, daar was Marot met het bewijs van het tegendeel. Na enige aarzeling begon ik toch te wennen aan de gedachte dat de herhaling van precies dezelfde klanken maar met een andere betekenis geladen een fraaie, rijke rijmvorm oplevert. Sterker nog, dat de rijmklanken waaraan wij gewend zijn, slechts povere afwijkingen van het ideaal vertegenwoordigen.
Uiteraard moet een betoog als dit met enig bewijs worden ondersteund. Ik geef daartoe gaarne enige verzen prijs, die als vertegenwoordigers van diverse poëtische genres de bruikbaarheid en de wonderlijke kracht van het rijke rijm mogen illustreren.
Eerst een eenvoudig kwatrijn waarin homoniemen fungeren als rijmwoorden:
Zijn verzen vormden schoolse kost
en 't stadsbestuur schonk hem de prijs;
maar wie betaalden ooit de prijs
die 't boekje in de winkel kost?