De Tweede Ronde. Jaargang 8
(1987)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 150]
| |
Twee gedichten
| |
Plameni vjetarJednoga će dana krvavo jutro svanuti,
jednoga će dana crljeni vihor planuti
o - jednoga dana -
nad piramidom mrtvih domobrana.
Buknut će plamen iz bezbrojnih rana.
U potresu će onda strahotnom
rasplinut se simboli kletve i tmjana,
komedijâ i crkvi, bolnicâ i kavanâ,
ludnicâ, bordelâ i samostanâ,
jednoga dana, o, jednoga dana!
A pjevat će zvona,
stjegovi i glazbe i gnjev kazniona.
Pjevat će plameni vjetar svetu pjesmu vatre, kaosa i eona.
| |
[pagina 151]
| |
[Nederlands]Straat!
wees bedolven
vandaag onder bloedige golven!
Vervloekt is de hymne aan 't goud
en op de markt die riekt naar zijde, chocola en vrouw
wordt God naakt als een dief gehesen aan het galgetouw.
Straat!
wees bedolven
vandaag onder bloedige golven!
Zo, op een dag, zal brullend de vuurwind vlagen
over een piramide van landstormvolk verslagen
en rood zullen zwarte vaandels als brandende tongen lekken.
Flikkeren zullen in muren van doodsbleke huizen
ramen verbijsterd als ogen van gekken
en boven de stad zullen openbreken
de vurige hemelsluizen.
Alverwoestend ritme dreunt de straten vol:
Brand! Brand!
Brand in de hemelbol!
En in die wervelwals van slaaf en koning, vrouw en vuilnis,
trams, ossen, paarden, winden, kartetsen en kanon,
in die uitzinnige cycloon van bloed en vuur, waarin 't Geluk der Vrijheid laait,
waarin als heilige zon
de Leugengodheid draait,
zal luid het huilend
hoongemekker gieren
van Zijne Hoogheid
Dood de Zegevierder.
(1918) | |
[Kroatisch]Ulico!
Krvavi talas
nek te kovitla danas!
Proklet je pean zlata,
i dok mirišu žene, svila i šokolata,
vješaju gologa boga na trgu ko tata.
O, Ulico,
danas
budi crveni talas!
Tako će urlati plameni vjetar jednoga dana
nad piramidom mrtvih domobrana,
i crni će stjegovi crveno liznut ko gorući jezici.
Okna će samrtno blijedih kuća planut ko luđačke oči,
a vatrena nebeska kiša u mlazu
na grad će da se toči.
Sverazorni će ritam po ulici da ori:
gori! Gori!
Kugla nebeska gori!
I u tom kolu roblja, kraljeva, žena i smeća,
tramvaja, volova, konja, topova, vjetra, karteča,
u ludom ciklonu vatre i krvi, gdje bukti Slobode Sreća,
gdje se božanstvo Laži ko sveto sunce vrti,
hihot će jecati glasan
Njezinog Veličanstva
Pobjednice Smrti.
(Pjesme I, 1918) | |
[pagina 152]
| |
Gedicht aan een dodeIn memoriam Zlatko Gall Heel vreemd. Een kaars brandt in je grijze kamer,
maar jij ontbreekt.
In je grijze Oostenrijkse officierstenue sta jij al voor 't gericht des Heren.
Sta je te linker- of te rechterzijde?
Heel vreemd. Een kaars brandt in je grijze kamer,
en 't schemert, maar jij ontbreekt, mijn beste.
Een kaarsvlam flakkert tegen het vettige plafond en het is een andere reiziger
die in jouw kamer nu op weg is naar het graf,
die nu wat droevigs voor zich heen zingt.
Kijk! De appelbomen bloeien. Ik kijk naar de zomers blauwe hemel,
kijk naar het okeren huis. Ik zie het levenloos.
Maar dat levenloos huis leeft voldragen in mijn rode hersencellen:
't Is juli. En de rozen bloeien. In de kamers hebben de groene jaloezieën
alle schijnsel opgeslorpt en halfduister is het.
En die oude dames in zijden crinolines
zwijgen aan de muur in hun zwarte ovalen lijsten.
Ik hoor je stem. Jouw stem is het die ik nu hoor.
Jawel, een stomme vuist heeft ons geveld.
Jij bent gevallen en met jou vielen in rafels
de witte vaandels onzer kinderjaren.
Droeve vaandrig van gestorven vreugde,
het is jouw stem die ik nu hoor.
| |
Pjesma mrtvom čovjeku (u spomen zlatka galla)Čudna stvar. U tvojoj sivoj sobi gori svijeća,
a tebe nema.
U sivom ruhu austrijskog oficira ti već si stao pred sud gospodnji.
Je l' stojiš lijevo ili stojiš desno?
Čudna stvar. U tvojoj sivoj sobi gori svijća,
i suton je, a tebe, dragi, nema.
Titra plam po prljavom plafonu, a jedan drugi putnik,
što u tvojoj sobi sada u grob putuje,
taj pjeva neke tužne napjeve.
Gle! Cvatu jabuke. Ja gledam modro ljetno nebo,
i kuću gledam žutu. Kuću gledam mrtvu.
A zrelo živi ova mrtva kuća u ćelijama crvenim mog mozga:
srpanj je. I cvatu ruže. U sobama su zelene rolete
popile sve svijetlo, pa je polutmina.
I one gospe stare u svili krinolinå
na zidu u okviru šute crnom ovalnom.
Ja čujem glas tvoj. Tvoj čujem sad ja glas.
To glupa neka pest oborila je nas.
Ti pao si i s tobom razdrti su pali
djetinjstva našeg bijeli stjegovi.
Stjegonošo tužni, mrtve radosti,
Tvoj čujem sad ja glas.
(Lirika, 1919) |
|