De Tweede Ronde. Jaargang 8
(1987)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 139]
| |
SumatraGa naar voetnoot*Zorgeloos zijn wij nu, licht en teder.
Denkend: hoe stil zijn de besneeuwde
toppen van de Oeral.
Als we verdrietig worden om een bleek gelaat
dat we op een avond hebben verloren,
weten we dat, ergens, als troost,
een tintelend rose beek stroomt.
Een enkele liefde, een ochtend, in den vreemde,
omwikkelt onze ziel, steeds hechter,
met de oneindige rust van blauwe zeeën,
waarin de kralen van koralen gloeien,
rood, als in de geboortestreek de kersen.
's Nachts ontwaken wij en glimlachen, vredig,
tegen de Maan met haar gespannen boog.
En wij strelen de verre heuvels en ijzige
bergen, heel zachtjes, met onze hand.
(Beograd, 1920) | |
SumatraSad smo bezbrižni, laki i nežni.
Pomislimo: kako su tihi, snežni
vrhovi Urala.
Rastuži li nas kakav bledi lik,
što ga izgubismo jedno veče,
znamo da, negde, neki potok,
mesto njega, rumeno teče!
Po jedna ljubav, jutro, u tuđini,
dušu nam uvija, sve tešnje,
beskrajnim mirom plavih mora,
iz kojih crvene zrna korala,
kao, iz zavičaja, trešnje.
Probudimo se noću i smešimo, drago,
na Mesec sa zapetim lukom.
I milujemo daleka brda
i ledene gore, blago, rukom.
Beograd, Braće Nedića 29, 1920. | |
[pagina 140]
| |
Serenata(Vertaling Marko Fondse) Stil, daar huilt de jonge gele Maan.
Mijn lief, hoor mij nog eenmaal aan.
Als ik straks sterf en jij naar mij verlangt,
roep dan mijn naam niet als de dag gaat neigen.
Hoor naar de wind die uit het gelend loof
je zingen zal: dat ik het najaar liefhad
boven de hartstocht van je naakte leden
en mij aan herfstigrode takken klemde.
En als je hart soms om mij schrijnen zou:
omklem de takken als hun blaren gelen.
Ach, niemand heeft een hartstocht kuis genoeg,
vlamgloed voldoende om met mij te delen
dan enkel peppels recht van lijn en
de eenzame trotse pijnen.
Dan enkel peppels recht van lijn en
de eenzame trotse pijnen.
(Potkamien, in Galicië, 1915) | |
SerenataČuj, plače Mesec mlad i žut.
Slušaj me, draga, poslednji put.
Umreću, pa kad se zaželiš mene,
ne viči ime moje u smiraj dana.
Slušaj vetar sa lišća svelog, žutog.
Pevaće ti: da sam ja ljubio jesen,
a ne tvoje strasti, ni članke tvoje gole,
no stisak granja rumenog uvenulog.
A kad te za mnom srce zaboli:
zagrli i ljubi granu što vene.
Ah, niko nema časti ni strasti
ni plamena dosta da mene voli:
No samo jablanovi viti
i borovi pusti ponositi.
No samo jablanovi viti
i borovi pusti ponositi.
Potkamien, u Galiciji, 1915. | |
[pagina 141]
| |
Marmer in de tuin(Vertaling Lela Zečković) Wanneer je zo stil zit
aan mijn voeten, starend
naar de herfstige sombere paden,
en je mond wordt bleek, haast vertrokken
van pijn,
dan voel ik dat je leeft.
Pas dood ben je me naakt.
Je huid teer dooraderd
herinnert me hoe tussen ruïnes
besprenkeld met het bloed van mannen
al duizenden jaren slangen kruipen
over vrouwen van marmer.
Je borsten met hun knop als een druppel wijn
op een witte roos vol maanlicht,
brengen mij de dood te binnen.
Dan bescherm ik tevergeefs met takken
jouw naaktheid.
Het schijnt dat het om jou herfst wordt
en zodra ik inslaap
valt uit je melkwitte bloesem
in uitzinnige passie en smart
een enkele druppel de herfst in.
Boven mij in het dorre gebladerte
schijnen je leden,
dood, van marmer, eeuwig.
| |
Mramor u vrtuKad ćutke sedaš
do nogu mojih i gledaš,
jesenje puteve sumorne,
a usta ti poblede malo kriva
od bola,
ja osetim da si živa.
Mrtva si mi gola.
Koža me tvoja puna tankih žila
seti kako sred razvalina
poprskanih muškom krvlju
već hiljade godina
zmije puze na žene mramorne.
Dojke sa pupom kao kap vina
na beloj ruži punoj mesečina,
sete me smrti.
Tada, zalud širim grane
na tebe golu.
Sve mi se čini zbog tebe je jesen
i čim zaspim
u ludoj će strasti i bolu
iz tvojih cvetova mlečnih
jedna kap u jesen da kane.
Nada mnom će u lišću svelom
udi tvoji zasijati,
mrtvi, mramorni, večni.
| |
[pagina 142]
| |
Rotswand(Vertaling Marko Fondse) Vandaag was ik nog zo vrolijk!
En kijk nu eens. Ik haal amper adem,
met een troebele glimlach, vermoeid.
Ergens ver uit de Schotse kust
rijst een barre rotswand uit zee op,
zo dreigend, door niets begroeid.
Hij stond weer voor me! Ik zie hem!
Zijn leiblauw verwart mijn gemoed
en een huiver van vrees omvangt me
en iets van onpeilbaar erbarmen.
(Voorvoeld, in Beograd, 1920) | |
StenjeDanas sam bio tako veseo!
A sad? Gle, jedva dišem,
sa osmehom mutnim, umorno.
Daleko, negde, iza škotskih obala,
diže se, iz mora, modro stenje,
tako grdno, tako pusto, sumorno.
Ja ga se setih! Ja ga vidim!
Njegova modrina mrsi mi dušu,
i mene obuzima grozna jeza,
i neka, beskrajna, žalost.
Predosećano, u Beogradu, 1920. | |
SpoorBlijve
na de dromen
geen spoor van mij meer op je lichaam over.
Behoud van mij maar enkel
de droefenis en witte zij
en milde geur...
van paden vol verwelkend lover
van peppelbomen.
| |
TragŽelim:
da posle snova
ne ostane trag moj na tvom telu.
Da poneseš od mene samo
tugu i svilu belu
i miris blag...
puteva zasutih lišćem svelim
sa jablanova.
|