De Tweede Ronde. Jaargang 8
(1987)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 138]
| |
Acht gedichten
| |
XLInto my heart an air that kills
From you far country blows:
What are those blue remembered hills,
What spires, what farms are those?
That is the land of lost content,
I see it shining plain,
The happy highways where I went
And cannot come again.
Droef heet mijn vers; wat wilt u, -
't omspant in nauwe grens
een eeuwig leed, niet mijn zo zeer,
maar van de mens.
Dit is voor alle verschopten,
nog onverwekt, wanneer
zij weer eens zijn in last en druk
en ik - niet meer.
(More Poems, mottogedicht)
They say my verse is sad: no wonder;
Its narrow measure spans
Tears of eternity, and sorrow,
Not mine, but man's.
This is for all ill-treated fellows
Unborn and unbegot,
For them to read when they're in trouble
And I am not.
| |
[pagina 139]
| |
[Nederlands]Mij trof begoocheling,
listig verleidster,
dank zij mijn leidstar
in 't wapenkleed.
Hoop zoekt de sterv'ling
in slaap te wiegen,
wat die bedrieger
míj nimmer deed.
Mocht hún loos denken
bij roem of ijle
fortuin verwijlen,
bij minnaars uur, -
't mijn was bij pijnen
die, toen hun stonde
daar was, mij vonden
gehard in 't vuur.
(More Poems, VI) | |
VII to my perils
Of cheat and charmer
Came clad in armour
By stars benign.
Hope lies to mortals
And most believe her,
But man's deceiver
Was never mine.
The thoughts of others
Were light and fleeting,
Of lovers' meeting
Or luck or fame.
Mine were of trouble,
And mine were steady,
So I was ready
When trouble came.
| |
[Nederlands]Niets beloof ik: vrienden scheiden;
wat ooit begon kent tijd en grens;
en trouw en harts eenkennigheid zijn
al zo bestendig als de mens.
Maar dit gedoemd verbond vergaat niet,
al dooft zijn vuur ten laatste uit;
zo hecht gegrond in wanhoop staat het
door noodlots eeuwig raadsbesluit.
(More Poems, XII) | |
XIII promise nothing: friends will part;
All things may end, for all began;
And truth and singleness of heart
Are mortal even as is man.
But this unlucky love should last
When answered passions thin to air;
Eternal fate so deep has cast
Its sure foundation of despair.
| |
[pagina 140]
| |
[Nederlands]Na je overtocht met de ene munt, -
vaargeld voor 't laatste veer -
op wie denk je dat je nog rekenen kunt
aan Lethe's kaai? Mij niet meer.
De zeerhartige slover, verslingerde knecht,
slaaf, steeds weer voor jou in draf,
verwacht hem niet in de stad van recht,
de vrijstaat van het graf.
(More Poems, XXIII) | |
XXIIICrossing alone the nighted ferry
With the one coin for fee,
Whom, on the wharf of Lethe waiting,
Count you to find? Not me.
The brisk fond lackey to fetch and carry,
The true, sick-hearted slave,
Expect him not in the just city
And free land of the grave.
| |
[Nederlands]Braaf schepsel, aan 't bestaan verknocht,
wilt u een redeles?
Ziehier dit mes dan dat ik kocht, -
voor zeven stuivers mes.
Steek ik het in mijn hart, wat blijkt? -
de lucht komt naar beneê,
het aardse fundament bezwijkt
en gij sterft allen mee.
(More Poems, XXVI) | |
XXVIGood creatures, do you love your lives
And have you ears for sense?
Here is a knife like other knives,
That cost me eighteen pence.
I need but stick it in my heart
And down will come the sky,
And earth's foundations will depart
And all you folk will die.
| |
[Nederlands]Halfweegs verstard voor 't overtreden
van één gebod, in eeuwig oponthoud,
staat, glinsterend teken tot op heden,
de vrouw nog in een woestenij van zout.
Achter zijn rug valt zwavel dicht en lang
en dreunt het oordeel als een ziedend vat;
Hij, naar de bergen van zijn ondergang,
vervolgt zijn pad.
(More Poems, XXXV) | |
XXXVHalf-way, for one commandment broken,
The woman made her endless halt,
And she to-day, a glistering token,
Stands in the wilderness of salt.
Behind, the vats of judgment brewing
Thundered, and thick the brimstone snowed;
He to the hill of his undoing
Pursued his road.
| |
[pagina 141]
| |
[Nederlands]R.L.S.De zeeman is gekeerd aan wal.
Onttakeld tot op 't want
stort het bereisde zeilschip al
zijn gouden buit aan land.
De jager is gekeerd naar 't dal;
het dier des velds ligt neer,
al naar zijn wil, in net en val,
met het gevleugeld heir.
Verstild is 't land bij avondval,
besterd de blakke zee.
De jager is gekeerd naar 't dal,
de zeeman naar de ree.
(Additional Poems, XXII) | |
XXII R.L.S.Home is the sailor, home from sea:
Her far-borne canvas furled
The ship pours shining on the quay
The plunder of the world.
Home is the hunter from the hill:
Fast in the boundless snare
All flesh lies taken at his will
And every fowl of air.
'Tis evening on the moorland free,
The starlit wave is still:
Home is the sailor from the sea,
The hunter from the hill.
|
|