De Tweede Ronde. Jaargang 8

[p. 171]

Dagboek van een ongeziene April
Odysséas Elýtis^*
(Vertaling Wim Bakker)

Woensdag, 1

voortdurend kauwend op witte lakens dringen de paarden
triomfantelijk steeds dieper door in de Dreiging.

Takken van beuken en eiken hoor ik schrapen langs de kap
van de oude koets waar ik me halsoverkop heb ingeworpen
om weg te komen. Een film afdraaiend die vroeger eens
heimelijk is opgenomen en verouderd is zonder door iemand
gezien te zijn.

Snel. Voordat de beelden verbleken. Of plotseling
stoppen - en de vergane film breekt.

* De dichter Odysséas Elýtis is, na zijn Nobelprijs van 1979, niet in een poëtisch stilzwijgen vervallen. In 1982 verscheen Drie gedichten onder gelegenheidsvlag (gedeeltelijk vertaald in DTR, zomer 1983, pp. 147-156; binnenkort verschijnt de complete vertaling, eveneens van de hand van Wim Bakker, uitg. Bert Bakker) en in 1984 Imerolóyo enós athéatou Aprilíou (Athene, uitg. Ýpsilon/vivlía), waaruit hierboven enkele eenheden vertaald zijn. In 1985 verscheen nog O mikrós naftílos, maar dit betreft een grote cyclus die al van 1970-74 geschreven was. Dagboek van een ongeziene April is geen dagboek van diepzinnige gedachten maar van een reeks beelden, of scènes van een film, en beslaat te tijdsspanne van woensdag 1 april tot donderdag 7 mei. Het is een dagboek van lente, dood en opstanding, van tijd en dood, met weinig zon en licht als in Elýtis' eerdere poëzie, maar met dichte bewolking en veel regen.

Τεταρτη, 1

ΟΛΟΕΝΑ Τ᾽ ΑΛΟΓΑ μασοῡν λευϰά σεντόνια ϰι ὁλοένα εἰ-
σχωροῡν θριαμбευτιϰά μέσα στήν Ἀπειλή.

Δρῡς, ὀξιές, бαλανιδιές, ἀϰούω νά σέρνονται στή σϰεπή
τῆς παλιᾱς ϰαρότσας ὅπον ρίχθηϰα ὅπως ὅπως νά φύ-
γω. Ξαναπαίζοντας ἕνα ἔργο πού γυρίστηϰε ϰάποτε
στά ϰρυφά ϰαί πάλιωσε χωρίς νά τό ἔχει δεῑ ϰανένας.

Γρήγορα. Προτοῡ ξεθωριάσουν οἱ εἰϰόνες. Ἤ σταματή-
σουνε ἄξαφνα - ϰι ἡ ταινία ἡ φθαρμένη ϰοπεῑ.

[p. 172]

Vrijdag, 10

ergens, lijkt het wel, is er een feestje
hoewel er helemaal geen huizen of mensen zijn
hoor ik gitaarspel en gelach en zo, dat niet dichtbij is

Misschien wel heel ver weg in de uitgebrande

resten van de hemelen

in de Andromeda, in de Beer of de Maagd...

Is dan de eenzaamheid in alle werelden
dezelfde?

Παρασκεγη, 10 б

ΚΑΠΟΓ, ΦΑΙΝΕΤΑΙ, θά διασϰεδάζουν
μόλο πού δέν ὑπάρχουν διόλου σπίτια ἤ ἄνθρωποι
ἀϰαύω ϰιθάρες ϰι ἄλλα γέλια πού δέν εἶναι σιμά

Μπορεῑ ϰαί μαϰριά πολύ μέσα στῶν οὐρανῶν

τ᾽ ἀποϰαΐδια

τήν Ἀνδρομέδα, τήν Ἄρϰτο ἤ τήν Παρθένο...

Ἄραγες νά ᾽ναι ἡ μοναξιά σ᾽ ὅλους τούς ϰόσμους
ἡ ἴδια;

Zondag, 19

gebroken wit van de hemel midden in de nacht
ik loop met dicht bij me de hond van m'n maan.

Een mij onbekende Gabriël wenkt me
- Natuurlijk, we gaan allemaal dood. Maar waartoe?

Ik kijk omhoog als naar een ster naar het raam op het Noorden
dat ze open hebben laten staan en met het licht aan.

De anderen slapen of voorlopig of voor eeuwig
op de rug, met het gelaat naar de hemel, onbedekt.

Ik loop met dicht bij me m'n getelde dagen
- Natuurlijk, zeker! Maar dit leven heeft geen eind...

Κγριακη, 19 γ

ΑΣΠΡΑ ΣΠΑΣΜΕΝΑ τ᾽ οὐρανοῡ μέσα στή νύχτα

πάω μ᾽ ἀπό ϰοντά τόν σϰύλο τῆς σελήνης μου.

Κάποιος ἄγνωστος Γαбριήλ μοῡ ϰάνει νοήματα

- Σύμφωνοι, θά πεθάνουμε ὅλοι μας· ἀλλά πρός τί;

Ψηλά ϰοιτάω σάν ἄστρο τό бορινό παράθυρο

πού τό ξεχάσανε ἀνοιχτό ϰαί μ᾽ ἀναμμένο φῶς.

Οἱ ἄλλοι ϰοψοῡνται ἤ προσωρινά ἤ αἰώνια

ὕπτιοι, μέ τό πρόσωπο ἀϰάλυπτο στόν οὐρανό.

Πάω μ᾽ ἀπό ϰοντά τίς μετρημένες μέρες μου

- Σύμφωνοι, ναί· ἀλλ᾽ ἡ ζωή αὐτή δέν ἔχει τέλος...

[p. 173]

Witte donderdag, 23

een echte god. Maar ook hij dronk z'n gif
slokje voor slokje zoals het hem was opgelegd
totdat de grote explosie gehoord werd.

De bergen verdwenen. En toen verscheen er
- werkelijk! - achter de reusachtige kin de kelk

En later de doden in sluiers van damp,
uitgestrekt op de grond.

Μ. Πεμιιτη, 23 б

ΣΩΣΤΟΣ ΘΕΟΣ. Ὅμως ϰι αὐτός ἔπινε τό φαρμάϰι του
γουλὶά γουλιά ϰαθώς τοῡ εἶχε ταχθεῑ
ἕως ὄτου ἀϰοόστηϰε ἡ μεγάλη ἔϰρηξη.

Χάθηϰαν τά бουνά. Καί τότε ἀλήθεια φάνηϰε
πίσω ἀπό τό πελώριο πηγούνι ὁ ϰύλιϰας

Κι ἀργότερα οἱ νεϰροί μές στούς ἀτμούς, ἐϰτάδην.

Paaszondag, 26

heldere transparante dag. De wind is zichtbaar:
onbeweeglijk staat hij verderop in het Westen in de vorm
van een berg. En de zee met de vleugels gevouwen,
lager, onder het raam.

Je zou op willen vliegen om vandaar je ziel rond te delen,
gratis voor niets. Om daarna neer te dalen en, moedig,
de plaats in het graf in te nemen die je toekomt.

Κγριακη (πασχλ), 26

ΚΑΘΑΡΗ ΔΙΑΦΑΝΗ ΜΕΡΑ. Φαίνεται ὁ ἄνεηος πού ἀϰι-
νητεῑ μέ τή μορφή бουνοῡ ϰεῑ ϰατά τά δυτιϰά. Κι ἡ θά-
λασσα μέ τά φτερά διπλωμένα, πολύ χαμηλά, ϰάτω
ἀπό τό παράθυρο.

Σοῡ ᾽ρχεται νά πετάξεις ψηλά ϰι ἀπό ϰεῑ νά μοιράσεις
δωρεάν τήν ψυχή σου. Ὕστερα νά ϰατεбεῑς ϰαί, θαρρα-
λέα, νά ϰαταλάбεις τή θέση στόν τάφο πού σοῡ ἀνήϰει.

[p. 174]

Vrijdag, 1

1 mei

ik pak de lente en open haar, heel voorzichtig:

Een warmte komt me tegemoet fijn als spinrag
een blauw dat geurt naar vlinderadem
en gesternten van de madelief, allemaal, maar
tegelijkertijd ook vele kruipende of gevleugelde
insekten, slangen, hagedissen, rupsen en ander
ongedierte van allerlei kleur met draderige voelsprieten
schubben van goud lamé en rode lovertjes

Alle, lijkt 't wel, gereed om op te gaan
naar het gekostumeerde bal van Hades.

- Alles gaat verloren. Ieders uur komt.

- Alles blijft. Ik ga weg. Wat jullie betreft, dat zullen we zien.

Παρασκεγη, 1 μ

Ἡ Πρωτομαγιά

ΠΙΑΝΩ ΤΗΝ ΑΝΟΙΞΗ μέ προσοχή ϰαί τήν ἀνοίγω:

Μέ χτυπάει μιά ζέστη ἀραχνοΰφαντη
ἕνα μπλέ πού μυρίζει ἀνάσα πεταλούδας
οἱ ἀστερισμοί τῆς μαργαρίτας ὅλοι ἀλλά
ϰαί μαζί πολλά σερνάμενα ἤ πετούμενα
ζουζούνια, φίδια, σαῡρες, ϰάμπιες ϰαί ἄλλα
τέρατα παρὂαλά μέ ϰεραῑες συρμάτινες
λέπια χρυσά λαμέ ϰαί πούλιες ϰόϰϰινες

Θά ᾽λεγες, ἓτοιμα ὅλα τους νά πᾱν
στόν χορό τῶν πεταμφιεσμένων τοῡ Ἅδη.

- Ὅλα χάνονται. Τοῡ ϰαθενός ἔρχεται ἡ ὤρα.

- Ὅλα μένουν. Ἐγώ φεύγω. Ἐσεῑς νά δοῡμε τώρα.