De Tweede Ronde. Jaargang 7
(1986)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 69]
| |
Vroege voorjaarsmorgenDe koek is op. De muisjes zijn bevroren.
De boter ligt onneembaar in de vloot.
Ik poog vergeefs een huivering te smoren;
April betoont zich wreder dan begroot.
Toch eet ik dankbaar mijn genadebrood
En ben ik blij dat ik het ochtendgloren
Weer mag aanschouwen, en de buurthaan horen,
En dat ik tot bestaan ben uitverkoren
- een ander is zijn hele leven dood.
| |
SmuilebalkWaar merel en kraai zich verschuilen,
Waar hoop is vermalen tot vrees,
Weerklinkt in het maanloze duister
Het zachte gesmuil van de mees.
De mees die zó prachtig kan smuilen,
Zo roerend en zeldzaam doorleefd,
Dat zulks bij diverse getuigen
Tot meesmuilen aanleiding geeft.
|
|