| |
| |
| |
Nederlandse poëzie
| |
| |
Kerkers
Karel van Eerd
Le noir cerveau de Piranèse
où se mêlent l'arch et le ciel,
L'escalier, la tour, la colonne;
où croît, monte, s'enfle et bouilonne
V. Hugo, ‘Contemplations, Les Mages’
E chi non la ritroverà nelle cloache...?
G.B. Piranesi, ‘Della Magnificenza ed Architettura de' Romani’
Non ho fede che in questo
G.B. Piranesi
Adieu, nuit, que je fus, ton propre sépulcre
S. Mallarmé, ‘Igitur’
| |
Kerkers
Zijn brein is een gapend fornuis,
waarin de wanhopige fabel
van het technisch vernuft van Babel
zichzelf opblaast. Toren, trappenhuis,
boog, zuil, gewelf, hemel, martelkruis,
alles is één. Een takelkabel
maakt voor zijn droom commensurabel
het bang heelal van zijn zielekluis.
Wie zich zonder achterdocht verhief
in deze ontgrensde ruimte, valt
neer in een duizelende vrille.
Vanuit een nabije toekomst schalt
een klaroen tegen een Bastille
van slavernij zonder perspectief.
| |
| |
| |
Aanzoek
Schetst hij het morsige Koeienveld,
naar de Curia vergaderen.
Dan ziet hij, tunica, gouden speld,
de Quirietendochter, welgesteld,
bedeesd naast haar vader naderen.
Zij moet zijn bestaan omkaderen;
er is ook een bruidsschat, wordt verteld.
Binnen vijf dagen verwerft hij de gunst
van haar, de familie en Papa:
oppertuinman bij prins Corsini!
Haren als van een Lucretia,
ogen git: Angela Pasquini!
Haar naam garandeert zijn zwartste kunst.
| |
Romeinse antiquiteiten
Bekijk de eigen aard en het doel
van de Romeinse aquaducten,
het geheel, de onopgesmukte
details: wie onttrekt zich aan 't gevoel
dat eeuwige schoonheid uit het koel
vernuft van ingenieurs (geen drukte:
solide, veilige constructen)
geboren wordt, niet uit droomgewoel?
En de cloaca, Rome's riool:
dat het ook daar niet aan schoonheid schort
ziet iedereen! Schoonheid te over!
Als hij zich nu op ruïnes stort,
snoeit hij het rijk barokke lover
en bouwt zijn plaat naar de oude school.
| |
| |
| |
Kerkers II
De laatste toets aan de laatste plaat:
er zullen stenen spreuken prijken.
Hij plaatst een stèle, die laat blijken
dat hij beseft dat kerkers het kwaad
bestrijden, omdat in 's Pausen Staat
voor misdaad en slechte praktijken
geen vrees mag bestaan en de rijke
rijk moet zijn: dat komt ook hem te baat.
Zijne Heiligheid, in travertijn,
hij, met zijn bladen in folio,
creëerden een thuis voor eigen zonde.
Ben bello, beautiful, schön, très beau:
voor pelgrims, die het prachtig vonden,
drukte hij voortaan op duur velijn.
| |
† 9 november 1778
Ongelovig, stoïsch sterven. Rust,
maar nietsdoen niet is zijner waardig.
Zijn hand blijft tot het laatst toe vaardig,
en in plaats van dat hij ze nu kust,
vermaant hij zijn zonen dat niet lust
naar roem doch arbeid groot maakt. Aardig
niet, vooral niet beklagenswaardig,
vraagt hij om 't ene dat pijn nog sust.
Samen bekijken ze nog één keer
- nu moeten zíj het voor hem gaan doen -
de schetsen, ontwerpen en platen.
Hij wenst in vredesnaam geen sermoen;
zijn Livius; men moet hem laten;
Livius gelooft hij en niets meer.
| |
| |
| |
Kerkers III
Nacht was ik en van de nacht het graf,
maar waar mijn schimmen overleven
ben ik vrij van eeuwig streven.
Het lot dat mij met een hart omgaf
heeft mij aan 't eind van de trap de straf
kwijtgescholden. 't Is om het even:
eeuwig duurt na vandaag dag zeven,
ook de laatste staat is af nooit af.
Ongeboren was ik zelf zo'n schim,
ongeschapen, in tijd voor de tijd:
ik zou daar willen wederkeren.
Maar ik die mijn heelal heb ingedijd
in bronloos licht, kan mij niet deren
nu ik de laatste treden beklim.
|
|