De Tweede Ronde. Jaargang 6
(1985)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 198]
| |
Vier gedichten
| |
WomanVain and not to trust
unstable as wind,
as the wind ignorant:
shallow, her laugh
jarring my mended teeth.
I spit out
the loose silver
from my aching mouth.
With candid gaze
she meets my jealous
look, and is false
Yet I am lost, lost.
Beauty and pleasure,
fatal gifts,
she brings in her thighs,
in her small amorous body.
O not remembering
her derision of me,
I plunge like a corkscrew
into her softness,
her small wicked body
and there, beyond reproach,
I roar like a sick lion
between her breasts.
| |
[pagina 199]
| |
VredestichtsterNa onze vrijage
veegt mijn Griekse vriendin
het zweet van mijn lenden;
ze haalt wijn en gekoelde komkommer
en zet die voor me neer
zegt dat ik moet eten en drinken.
Waarom leeft iedereen niet
liefdevol en zorgeloos als wij
wil ze weten,
waarbij een rimpel
op haar voorhoofd verschijnt
gespannen als een onrijpe vijg.
Als ik haar zeg dat
niet elke man zo'n geluk heeft als ik
zegt zij dat ze om hen
weg te lokken van het slagveld
haar klein genottelijk lijf
zou geven aan de; legers van de wereld
- zelfs die van Nasser en Hoessein
of de verachte Algerijnen.
Als ik lachend uitleg
dat de voornaamste attractie
de wijn en gekoelde komkommer zou zijn,
verdiept haar rimpel zich tot een frons.
‘Ja, dat is een probleem,’ zegt ze;
en mijn lustige Griekse slaat mijn armen
strak om zich heen, waar de witte wijn bij omgaat.
| |
PeacemongerAfter our love-making
my Greek girl wipes the sweat
from my loins;
then she brings out chilled cucumbers and wine
and setting these before me
commands me to drink and eat.
Why doesn't everyone live
loving and carefree as we do
she wants to know,
a wrinkle appearing
on her forehead
tight as an unripe fig.
When I tell her
not all men are as lucky as I,
she says to lure them
from the battlefields
she would give her small, satisfying body
to all the armies of the world
- even those of Nasser and Hussein
or the despised Algerians.
When I explain laughingly
that the chief attraction
is the chilled cucumbers and wine,
the wrinkle deepens to a frown.
‘Ah, that presents a problem.’ she says:
and my merry Greek wraps me around her.
spilling the white wine.
| |
[pagina 200]
| |
Kijk, overal lammetjes!Liefste, je figuur
prent zijn rondingen
in het geheugen van een man;
of om het eens te zeggen zoals
een jonge prof
aan Mount Allison dat zou doen:
Helena met haar forse
wegloopstersbenen
rond het middel
van Paris
kon het niet beter.
Mijn rug is verdomme
verbrand van zoveel vrijen
in de open lucht.
De Primaat (iemand
heeft hem voor aap gezet)
en het Sanhedrin
(de baard groot,
het brein klein)
zenden afgezanten om te zeggen
dat zij er tegen zijn.
Jij ziet ze niet eens, liefste.
Jij stoot me de lucht in
met zo'n overgave
dat zij er in allerijl vandoor gaan.
Ik zeg je,
elke kus van jou
is als een klap op het hoofd!
Wat een geluk, wat een geluk de liefste
te zijn van het enige meisje
in dit calvinistische
land
dat weet hoe je een man
laat genieten.
| |
Look, the lambs are all around us!Your figure, love,
curves itself
into a man's memory:
or to put it the way
a junior prof
at Mount Allison might,
Helen with her thick
absconding limbs
about the waist
of Paris
did no better.
Hell, my back's sunburnt
from so much love-making
in the open air.
The Primate (somebody
made a monkey of him)
and the Sanhedrin
(long on the beard, short
on the brain)
send envoys to say
they don't approve.
You never see them, love.
You toss me in the air
with such abandon,
they take to their heels and run.
I tell you
each kiss of yours
is like a blow on the head!
What luck, what luck to be loved
by the one girl
in this Presbyterian
country
who knows how to give
a man pleasure.
| |
[pagina 201]
| |
Het stierkalfHet kon amper staan. En toch, bij
zijn moeder en de stallucht vandaan gehaald,
trof hij nog door zijn trots,
door de belofte van koninklijkheid in de wijze
waarop hij zijn kop bewoog om ons op te nemen.
Het felle zonlicht dat de mais uit de grond trok
likte aan zijn welgeschapen flanken.
Hij was te jong voor zoveel trots.
Ik dacht aan de afgezette Richard ii.
‘Een stierkalf, daar zit geen geld in,’ had Freeman gezegd.
De predikant op bezoek streelde de neusgaten
die nu aandoenlijk de windstille dag opsnoven.
‘Het is jammer,’ zuchtte hij.
Mijn blik gleed weg van zijn hoed naar de lege lucht
die rondging boven het zwarte kluitje mannen,
boven ons en het kalf dat de eerste klap afwachtte.
Getroffen
trok het stierkalf zijn dunne voorpoten in
of het zijn krachten verzamelde voor een wilde spurt...
Wankelde... hief zijn donkerende ogen naar ons op,
en ik zag dat we aan het uiteinde waren
van zijn beangste blik, en kleiner en kleiner werden
tot we alleen nog de houten moker waren
die zijn bloedend oor nog raakte
en hem op zijn zij stootte, stijf
als een blok hout.
| |
The bull calfThe thing could barely stand. Yet taken
from his mother and the barn smells
he still impressed with his pride,
with the promise of sovereignty in the way
his head moved to take us in.
The fierce sunlight tugging the maize from the ground
licked at his shapely flanks.
He was too young for all that pride.
I thought of the deposed Richard ii.
‘No money in bull calves,’ Freeman had said.
The visiting clergyman rubbed the nostrils
now snuffing pathetically at the windless day.
‘A pity,’ he sighed.
My gaze slipped off his hat toward the empty sky
that circled over the black knot of men,
over us and the calf waiting for the first blow.
Struck,
the bull calf drew in his thin forelegs
as if gathering strength for a mad rush...
tottered... raised his darkening eyes to us,
and I saw we were at the far end
of his frightened look growing smaller and smaller
till we were only the ponderous mallet
that flicked his bleeding ear
and pushed him over on his side, stiffly,
like a block of wood.
| |
[Nederlands] | |
[pagina 202]
| |
Onder de kam van de heuvel
snuffelde de rivier aan het geïmproviseerde strandje.
We groeven een diepe kuil en smeten het dode kalf erin.
Het maakte een soppend geluid, een gorgelende graftoon
terwijl de warme zijkant opbolde en weer vlak werd.
Eenmaal stil lag het stierkalf of het sliep,
de ene voorpoot over de andere
beroofd van zijn trots en zo mooi nu,
roerloos, volmaakt stil in de koele kuil
dat ik me afwendde en huilde.
| |
[Engels]Below the hill's crest
the river snuffled on the improvised beach.
We dug a deep pit and threw the dead calf into it.
It made a wet sound, a sepulchral gurgle.
as the warm sides bulged and flattened.
Settled, the bull calf lay as if asleep,
one foreleg over the other,
bereft of pride and so beautiful now,
without movement, perfectly still in the cool pit.
I turned away and wept.
|
|