De Tweede Ronde. Jaargang 6
(1985)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 122]
| |
De rat
| |
[pagina 123]
| |
hun gedachten lezen en liet kogelronde keutels met rode stippen achter. Bjarne hield vol dat het een hij was, tot grote ergernis van de kok, die zei dat het een zij was en dat ze ieder moment een nest jongen kon werpen, dat kon zelfs een kind zien. Hoe moest je anders die rode stippen verklaren? Het leek alsof Bjarne van zijn stuk gebracht was, maar hij vroeg verbeten of de kok nooit van een maagzweer gehoord had? Wacht maar af, het beest gaat vanzelf dood! Of misschien kwamen de stippen wel doordat het inderdaad een pestrat was. ‘Godverdomme, wat bedoel je, dat er absoluut rode stippen op een vrouwtjeskeutel moeten zitten?’ De Fin antwoordde niet maar grijnsde alsof hij er meer van begreep dan Bjarne. De stuurman zette een mengsel van water en whisky in een schaal op het dek. Hij wilde de rat dronken voeren. Maar het dier zat alleen maar te lachen naar de schaal en toen de schipper met z'n revolver kwam, verdween de rat als de gesmeerde bliksem. De stuurman hield de hele ochtend de wacht en niemand mocht intussen op de rat jagen. Maar de rat raakte de drank niet aan, tuurde alleen maar met zijn glimmende kraaloogjes en verdween bliksemsnel als er iemand aan kwam. Hij had allang door dat niemand bij hem kon komen onder de kombuis en daar zat hij vaak. Maar hij had ook andere, onbegrijpelijke plekjes. De hele schuit werd zorgvuldig doorzocht, maar je snapte niet waar hij zich dan verstopte. Toen de stuurman na het eten aan dek kwam, keek hij meteen naar de schaal. ‘Ha, hij heeft gedronken!’ riep hij geestdriftig. Maar er was geen dronken rat te zien en de stuurman werd onzeker. Hij loensde naar Gullhesten die aan het roer stond, maar deze reus geeuwde alleen en keek naar de zeilen. De stuurman hoorde gelach uit de roef en ging ontstemd naar beneden met de lege schaal. Hij deed geen verdere pogingen de rat dronken te voeren. De rat werd het middelpunt waar de wereld om draaide. Hij was de grote naam die in het geheugen blijft als een tijdperk vergeten is. Hij was de Vliegende Hollander of Terje VikenGa naar voetnoot*, Caesar of een neger die gelyncht wordt. Hij was veel meer, hij was de concreti- | |
[pagina 124]
| |
sering van de overkoepelende sociale idee en de idee zelf. Hij was de vrouw van wie je wil scheiden en het meisje dat je niet wil hebben of dat je niet kan krijgen. Hij woonde in je hart en liet zich niet vangen. En zo stond het in het dagboek van Claes Winckel: ‘Vannacht is de rat in de roef geweest en heeft Bjarne Vik in zijn wang gebeten terwijl hij sliep. Het is een lelijke wond geworden.’ De overval veroorzaakte een storm van opwinding. Bjarne was z'n kooi uit gevlogen en had voor alle zekerheid Dominee en de kok een klap gegeven. Het werd een geweldige kloppartij voordat de twee aangevallenen de kans kregen hun onschuld te bewijzen en daarna vloog de kok Bjarne aan. Maar vervolgens kwamen er genoeg ratteverhalen om een bibliotheek mee te vullen, ratten die kleine kinderen opaten of hun doden met een deftige stoet begroeven, ratten die over telefoondraden liepen en andere die spijkers aten, kilo's spijkers. Ze rakelden alles op wat ze wisten over de zwarte dood en pestratten, Siamese tweelingratten en ratten zonder achterpoten. Maar de rat op de ‘Fulton’ was zonder meer de raarste aller ratten, beet volwassen mensen in het hoofd! Bjarne kwam met het vermoeden dat het helemaal geen rat was. Wat dan? Tja, hij wist het niet - had iemand wel eens van kangoeroes gehoord? ‘Flauwekul,’ zei Dominee en kromp ineen van schrik. Een kangoeroe is een soort beer, meende de kok - met een lange staart. Bjarne vroeg zich af of het dan een dwergkangoeroe was. ‘Het is een vrouwtjesrat vol jongen,’ hield de kok vol. Bjarne bleef erbij dat het in ieder geval een mannetje was. Iedereen sliep onrustig nadat de rat z'n kwade aard getoond had. Dezelfde dag werd Bjarne nog een keer gebeten, deze keer in z'n neus. Hij raakte buiten zichzelf van woede en rende in z'n hemd naar achter. ‘Kijk eens hier, kaptein! Straks worden we opgevreten door de ratten en de luizen op deze rotschuit!’ De schipper keek hem onbewogen aan en Bjarnes stem verstomde langzaam tot een gemompel en hij sjokte weer naar voren. Hij zat de rest van z'n vrije wacht fanatiek te staren, met een stuk hout in z'n handen. De rat vertoonde zich niet. ‘Stuurman, er moet iets gedaan worden,’ zei de schipper. ‘Die rat is gek.’ Vlak daarna kwam Gullhesten de roef in en zei: ‘Nu is het opgelost. De rat is gek. Hij heeft rattedolheid.’ Bjarne werd bleek. | |
[pagina 125]
| |
De stuurman wist niet wat hij moest doen. Ze hadden al wilde klopjachten gehouden en de rat was in ieder geval niet zo gek dat hij zich liet vangen. Hij pijnigde zijn hersens af met het probleem. Toen nam de schipper het roer over van Dominee en zei: ‘Stuurman, laat alle mannen proberen uit te vinden hoe de rat in de lading komt. Daar zit hij als hij weg is.’ Ze doorzochten iedere centimeter van de schuit, van onder tot boven. Maar dat hadden ze al eerder gedaan en ook deze keer vonden ze geen gaten. En daar zat de rat, midden op het grootluik! Bjarne werd rood van woede. Ze omsingelden de vijand, bewapend met bezems en ijzeren staven. De schipper liet domweg het roer los en kwam met z'n blote vuisten. Psst! Weg rat. Wat heeft het voor betekenis waar een boot vandaan komt en waar hij naar toe gaat, als er een rat is om omheen te dansen? De rat was hun levenswerk en hun levensangst, en alle goede en kwade geesten. Hij gaf hun het idee dat het leven zin had. Wat voor zin had het leven als de rat er niet was? Ze beschouwden hem met verdrongen afschuw, zoals volwassenen melk drinken - maar wat voor zin heeft het leven zonder melk? Ze zwoeren dat ze zouden blijven jagen op de rat en hem zouden vangen, al zouden ze eeuwig verdoemd zijn en tot het einde der tijden rond IJsland achter een rat aan varen. Maar ze dachten ook, duister als mensen van wie het verstand uitgeschakeld is: Wat moeten we doen na het einde der tijden als we in het koninkrijk der hemelen niet achter een rat aan kunnen hollen?
Ze piekerden over vallen en ze bespraken vallen tot in het oneindige. Ze droomden over vallen met de meest diabolische constructies en rakelden alles op wat ze gehoord hadden over middeleeuwse martelpraktijken. Bjarne wees op z'n verwondingen en z'n ogen puilden uit als glimmende kersen: ‘Hij heeft mij gebeten! Heeft hij soms een van jullie gebeten? Ik vraag het maar. Heeft hij een van jullie gebeten?’ ‘Ach,’ zei de kok, ‘hij heeft gewoon de lucht gekregen van drek en gonorrhoe.’ Bjarne voerde een luidruchtige krijgsdans op. Pure afgunst, vuile poepchinees! Gullhesten begreep dat Bjarne werkelijk het gevoel had dat hem een eer te beurt was gevallen, want hij werd zo jaloers dat hij haast vergat te praten toen de rat de volgende keer Dominee aanviel, die onder de hondewacht met een brul wakker werd. Hij sloeg om zich heen, schreeuwde, jammerde en ging zo tekeer, dat de hele | |
[pagina 126]
| |
boot in rep en roer raakte. Al z'n knokkels bloedden van de wilde klappen tegen de binnenkant van de kooi. De rat had een hap uit z'n onderlip genomen. Bijna meteen daarna begon zijn lip rond de wond op te zwellen, de onderste helft van zijn gezicht zag er lelijk uit. 's Ochtends al lag hij te ijlen en vertelde dingen die hij voor zichzelf had moeten houden. De hele tijd zat er een man bij hem, vooral om op de rat te letten. De schipper deed voor de zieke wat hij kon en hij was heel ernstig. Hier moest een stokje voor gestoken worden. Zulke dingen dienden niet te gebeuren op de driemastschoener ‘Fulton’. Was dit soms een circus en hij een clown? Hij riep de bemanning bijeen en hield een toespraak: ‘Zoals jullie weten is er een rat aan boord. Er is iets raars met die rat. Hij bijt mensen en nu ligt Do... Johannes Hansen dus, nu ligt Johannes ziek in bed. Ik heb een beloning uitgeloofd. Die is hoog genoeg voor zo'n domineetje. Ik begrijp niet dat jullie dit nemen van dat beest. Dus: Die rat moet binnen vierentwintig uur dood zijn. Hij wierp de stuurman een blik toe alsof hij hem ervan verdacht het dier aan boord gebracht te hebben en ging de kajuit in. De stuurman vond dat ook hij een toespraak moest houden en stond net te oefenen toen er uit de kajuit gebrul en gekrijs weerklonk - en daar kwam de rat als een spookverschijning de trap op. Gullhesten kon net z'n been heffen om te schoppen. De rat was weg. De schipper kwam er langzaam achteraan. Z'n ogen dwaalden van de een naar de ander en hielden halt bij Bjarne Vik: ‘Je hebt de volgende acht uur rattenwacht! Daarna lost de kok je af. Zo wisselen jullie zonder rekening te houden met de wacht totdat de rat gepakt is.’ Bjarne zette een hoge borst op en begon systematisch. Natuurlijk was hij de aangewezen persoon. Hij liet zich niet kisten door één of twee kleine beten. Eerst zorgde hij voor een paar planken en spijkerde die zorgvuldig tegen de onderkant van de kombuis. Dan kon het ondier zich daar niet verbergen. Daarna vergewiste hij zich ervan dat de rat niet in de roef was en sloot die hermetisch af. Gullhesten riep morrend dat hij en Dominee stikten. Bjarne kreeg hem zover dat hij zich gedeisd hield en liet de kok zweren dat de rat niet in de kajuit was. Toen sloot hij ook deze af, met toestemming van de schipper. Daarna begon hij op de voorplecht, met een stevig stuk touw in z'n handen, keerde alles om en keek wantrouwend langs de giek. Toen wilde | |
[pagina 127]
| |
hij in het vooronder verder gaan, maar de stuurman gilde: ‘Daar komt ie!’ Bjarne zag de rat van het achterschip komen en vloog hem tegemoet. De stuurman holde achter hem aan. Met een elegante sprong wipte de rat op de reling en was Bjarne al voorbij. Deze haalde een kunststukje uit waarvoor hij al vaak bewondering had geoogst, hij deed hetzelfde als de rat, en joeg over de reling achter hem aan. De schuit deinde op en neer, het was een onmogelijke prestatie! De kok liet van verbazing het roer los en de stuurman stond stokstijf: ‘Godallemachtig!’ Bjarne was een kunstenaar in zijn vak, dat wist de stuurman, maar deze vertoning maakte hem sprakeloos. Bjarne maakte een paar grote sprongen maar het lukte hem om goed terecht te komen, uit te halen en het touw achter de vluchteling aan te laten suizen. Hij had zelfs nog tijd om te vloeken. De eerste keer was de rat te snel, maar de tweede keer knalde het touw op de reling waar hij liep, het was misschien ook half raak, de rat viel in ieder geval overboord. Een vreugdekreet stokte in de keel van de stuurman, want Bjarne vloog er ondersteboven achteraan. Het ongeluk wilde dat de kok juist bij had moeten sturen - er verliepen enige kostbare ogenblikken voordat hij weer was bijgedraaid en daarna wilde hij ook niet overstag gaan. Toen dat eenmaal gebeurde, was Bjarne al een flink eind achterop geraakt. De schipper en Gullhesten kwamen aan dek en er werden een paar boeien uitgeworpen. De schipper riep: ‘Zie je die boei?’ Bjarne riep iets onverstaanbaars, maar zette koers naar de boei. Toen zagen ze dat de rat op z'n hoofd zat. Die klemde zich met z'n poten vast in het haar van de matroos en hief z'n kop op alsof hij iets rook. ‘Als ik nu een geweer had,’ zei de stuurman. De schipper wierp hem een dodelijke blik toe en hij ging verdwaasd naar de zeilen. Ze naderden de zwemmer, hij zette koers naar de boot waar men klaar stond met boeien en lijnen. Ze praatten meer over de rat dan over Bjarne en de rat was duidelijk zeer vertwijfeld. Hij keek nerveus rond naar meer uitnodigende schepen. De schipper stond aan het roer en berekende het moment nauwkeurig. De zeilen klapperden toen Bjarne voor de boeg lag. Hij greep een boei die aan een lijn vast zat en zei gebroken: ‘Jullie...’ Ze hoorden zijn smeekbede, ze hoorden de snik in z'n stem en werkten snel zonder onnodige woorden. Het koude water had hem | |
[pagina 128]
| |
bevangen en allen wisten hoe de doodsangst komt als de redding het meest nabij is. Gullhesten hing met z'n bovenlijf uit een spuigat, de stuurman maakte een lus om diens ene been en sjorde die vast aan een ring bij het grote luik. Ondertussen hing de schipper over de reling en enterde Bjarne voor de zekerheid met een bootshaak. Toen de boot overhelde, lukte het Gullhesten een touw om z'n makker te sjorren, een doorweekte rat liep over z'n rug en verdween god mag weten waarheen.
De schipper sloot zijn schriftelijk verslag als volgt af: ‘Nu heb ik dus twee man te kooi en de rat is nog even gezond. Hij is zelfs slimmer geworden, dat gebeurt als ratten opgejaagd worden. Hij heeft grootheidswaan gekregen en steekt de draak met ons. Hij zou zijn leven in een scheepvaartmuseum moeten slijten.’
Bjarne lag tot aan zijn neus onder de dekens en staarde zwijgend omhoog. Dominee lag te ijlen, prevelde gebeden en vloekte. Gullhesten kwam naar beneden met een beker: ‘Hier is een borrel voor je van de schipper, nou moet je wel beter worden!’ Ze deelden de drank. ‘Jij zwom daar ook mooi rond met die rat op je kop,’ snierde Gullhesten. ‘Goeie hemel, dat is het idiootste wat ik ooit gezien heb.’ ‘En jij dan! Waarom heb je hem niet gepakt?’ ‘Moest ik hem soms met m'n tanden pakken?’ vroeg Gullhesten. ‘Ik had wel genoeg aan jou, zoals je daar als een zoutzak hing, buiten westen. Had ik hem soms moeten bijten? De stuurman en de schipper waren zo stom om hem te laten lopen. En dan Dominee die rattedolheid kreeg. Die heeft volgens mij al lang iets onder de leden. Aanstonds vliegt die hier rond en bijt ons, let op mijn woorden. Op deze schuit verbaas ik me nergens meer over.’
Een halfuur later kwam Bjarne aan dek. Hij wankelde en zag vuurrood. Hij strompelde naar achter op blote voeten met een deken als een toga om zich heen. ‘We grijpen hem,’ fluisterde de schipper, ‘hij is buiten zinnen!’ Toen strekte Bjarne een naakte arm uit. In zijn hand klemde hij een rat met opengesperde bek. De schipper zei zachtjes: ‘Als je hem weer laat lopen, verdrinken we je echt!’ Bjarne hield de rat voor zijn gezicht en bekeek hem met een blik vol haat. De rat z'n ogen puilden uit als blaren. ‘Dus jij wilde bij- | |
[pagina 129]
| |
ten?’ zei Bjarne, ‘en op m'n hoofd rijden? Dan moet je nu maar een beter hoofd uitzoeken!’ Hij slingerde de rat overboord. Die spreidde zijn ledematen uit en wilde vliegen, maar dat lukte hem niet. Er stond slechts een licht briesje. Ze hingen over de reling naar de rat te kijken, die achter de ‘Fulton’ aanzwom. Hij wilde mee. De afstand werd langzaamaan groter. De rat zwom als een bezetene, dat zagen ze duidelijk als hij door de golven op en neer ging. Het was tegen zonsondergang en de mannen werden stil terwijl ze naar de rat stonden te kijken. Ieder dacht er het zijne van en ze keken elkaar niet aan. Gullhesten was de eerste die zich losrukte. Hij ging weg voor de rat uit het gezicht verdwenen was... ja, zo zwemmen wij ons korte leven, naar een strand dat in de zee verzinkt. Hij stelde zich voor dat het de rat nog eens zou lukken weer aan boord te komen... eens...
Bjarne kon de rat niet meer zien. Hij keek de schipper aan met zijn koortsige ogen, die in deze ogen tien kronen en een fles alcohol las. Maar nu was er weer afstand tussen hoog en laag. De schipper draaide zich om en vertrok.
‘Je kan tegen Bjarne zeggen,’ zei hij later tegen de stuurman, ‘dat hij tien kronen bij geschreven krijgt en bij jou de eerste zaterdagavond in Eskefjord een fles kan halen.’ De stuurman knoopte dit in z'n oren: zo sprak een kapitein. |
|