De Tweede Ronde. Jaargang 6
(1985)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 115]
| |
Paling met kerrie
| |
[pagina 116]
| |
‘U heeft een slecht geweten,’ zei Hammer. ‘Pardon? Waarom zou ik? Hoe kunt u zoiets zeggen?’ ‘Sta me toe precies te zeggen waar ik zin in heb,’ zei Hammer. ‘En op dit moment heb ik zin om u de waarheid te zeggen, de hele waarheid en niets dan de waarheid. Houdt u daar rekening mee, meneer Borten.’ ‘Eerlijk gezegd, meneer Hammer...’ ‘Eerlijk gezegd heeft u iets met mijn vrouw gehad,’ zei Hammer met overslaande stem. ‘Nonsens... wat een baarlijke nonsens...’ ‘Hèhèhèhèhè,’ lachte Hammer kakelend. ‘Dat is precies wat zij ook zei, “nonsens, wat een baarlijke nonsens.” Dat heeft ze van u. Ze heeft die woorden nooit eerder gebruikt. Ik wed dat u ze dagelijks in de mond neemt.’ ‘Nonsens,’ zei Borten. ‘Voel er niets voor om naar deze flauwekul te zitten luisteren. Maak dat u weg komt, anders...’ ‘Anders?’ zei Hammer vrolijk, vleiend. ‘Anders gooi ik u eruit.’ ‘Hahahahaha, ja, u bent me er eentje, meneer Borten.’ Borten stond op. ‘Zit,’ gilde Hammer. Borten ging zitten. ‘U bent stapelgek, of dronken,’ zei Borten. ‘Volkomen helder en volslagen nuchter,’ antwoordde Hammer. ‘Luistert u eens. Mijn vrouw gaat al zes weken elke zaterdag naar ons zomerhuisje. Elke maandag komt ze terug. Ik heb me afgevraagd waarom ze in vredesnaam zoveel tijd nodig had om het huisje op orde te brengen. Gisteren zijn we aangekomen om net als altijd de zomer hier door te brengen. Ik heb bij een zekere dame die aan de andere kant van de baai woont mijn licht opgestoken. Het was niet moeilijk om inlichtingen te krijgen. Ze vertelde dat mijn vrouw elke zaterdagavond, en let wel, elke zaterdagnacht, samen met u heeft doorgebracht, meneer Borten. Daarbinnen.’ Hammer wees met een revolver naar de slaapkamer. ‘Nonsens... baarlijke nonsens,’ zei Borten. ‘Ik kan het bewijzen,’ zei Hammer, ‘ik heb afdoende bewijs. Ik heb verschillende getuigen, mensen die mijn vrouw gevolgd zijn, die alles gehoord en gezien hebben, alles, alles... Ik heb het op schrift. U weet dat mensen in dit soort plaatsjes, ze zijn er niet van gediend, hèhèhèhèhè. U bent onvoorzichtig geweest, zeer onvoorzichtig. Hier, leest u maar een van de getuigenverklaringen. Het | |
[pagina 117]
| |
heeft geen zin het papier te verscheuren. Ik heb er nog meer, en ik kan zo weer een nieuwe krijgen. Alstublieft, meneer Borten.’ Borten las, legde het papier weer weg. Hammer stak het in zijn binnenzak. ‘Bovendien,’ zei hij, bovendien heeft mijn vrouw bekend, ik heb het op schrift. Ik heb zo'n gevoel, hm, ik heb zo'n gevoel dat ze meer op u gesteld is dan op mij.’ ‘Wat wilt u van mij?’ vroeg Borten afgemeten. ‘Ik zal het u laten zien,’ zei Hammer, haalde een getypt vel papier te voorschijn, legde dit op tafel, samen met een vulpen. ‘Ondertekenen? Niets ervan,’ zei Borten. ‘Teken!’ zei Hammer. Borten keek hem enige tijd aan, pakte de vulpen en ondertekende. ‘Dank u,’ zei Hammer, ‘dank u zeer, meneer Borten. Ik maak u erop attent dat u uw goede positie zult verliezen als u niet binnen uiterlijk twee maanden na de scheiding met mijn vrouw in het huwelijk treedt. Ik kan u ook op andere wijze schade berokkenen, niet onaanzienlijk. U bent niet rijk, niet eens wat ik bemiddeld zou willen noemen. U bent niet meer een van de jongsten. U heeft een goede positie en een gemakkelijke baan, te gemakkelijk eigenlijk. Als u met mijn vrouw trouwt, kunt u uw baan behouden. Ik bezat vroeger maar een klein gedeelte van de firma, nu beschik ik over zestig procent van de aandelen. Vraagt u maar na.’ ‘Wel,’ zei Borten aarzelend. ‘Maar, maar... wilt u dan zo graag van haar af?’ ‘Ik wens niet bij de neus te worden genomen,’ zei Hammer. ‘Ik ben een man van eer, dat zal u ook moeten zijn. U moet de consequenties aanvaarden. U dient een vrouw behoorlijk te behandelen.’ Borten schoof de lamp zenuwachtig heen en weer. ‘Laat de lamp met rust,’ zei Hammer. ‘Of wilde u er misschien mee gooien? Ik ga nu. Blijf rustig aan tafel zitten tot ik buiten ben. Houdt uw handen op schoot.’ Borten haalde zijn handen van de tafel. ‘Waar gebruikt u de lamp voor? De schuur?’ vroeg Hammer. ‘Nee, allemaal elektrisch. Voor het steken.’ ‘Forel?’ ‘Soms zeeforel, meest paling.’ ‘In open water?’ ‘Nou... iets verder naar het noorden, in open water. In de baai trouwens ook prima. Maar daar houden ze er een oogje op, smerige verklikkers. Steken zelf ook illegaal, maar lappen anderen erbij.’ | |
[pagina 118]
| |
‘U zegt het,’ zei Hammer. ‘Zes jaar geleden was het hier... Meer naar het noorden? Bij Trodde?’ ‘Verschillende plaatsen, als je ze weet te vinden. Uitstekend...’ ‘Weet een plek iets verder naar het zuiden, heb daar een paar flinke knapen opgehaald,’ zei Hammer. ‘Och, die hele grote zijn de beste niet. Middelgrote...’ ‘Daar heeft u misschien gelijk, Borten. Bakt u ze?’ ‘Bakken?’ riep Borten verontwaardigd. ‘Dat zeg ik, bakken,’ zei Hammer met enigszins overslaande stem. ‘Moet u horen, Borten. Eerst dus een nacht in het zout, ze opensnijden, goed uitspoelen in lauw water, in de rode wijn, het liefst Bourgogne, een uurtje of zes, en dan in een hete koekepan, flink veel boter. Flink veel peper, verder niets. Probeer maar. Ik wed...’ ‘Geef mij maar gekookt en veel kerrie,’ zei Borton. ‘De gewone Deense manier.’ ‘Dille?’ ‘Ach... ja, dille niet zo vaak, maar...’ ‘Ja, met kerrie ook heerlijk. Plannen voor vanavond?’ ‘Ja, nog een beetje te vroeg.’ Hammer trok het gordijn opzij, keek naar buiten. ‘Goh,’ zei hij, ‘verdomd, ik heb de boot klaar, geen jongen voor het roeien. Eentje uit het dorp die ik kan vertrouwen... Moeilijk... Heeft u een jongen?’ ‘Nilsen. Hij is chagrijnig.’ ‘Als ik kleren bij me had gehad,’ zei Hammer. ‘Ik kan wel roeien.’ ‘Als het alleen om kleren gaat? Dat is zo geregeld. Beetje groot, maar... sla ze om. Laarzen heb ik, beste laarzen. Moet voldoende zijn, rubberlaarzen...’ ‘Meent u dat, Borten? Werkelijk...’ Borten haalde de kleren. Hammer kleedde zich om in de keuken, legde de revolver op het aanrecht, stopte hem daarna in zijn rechter jaszak. Heeft hem ‘bij de hand’, dacht Borten. Is zeker bang dat ik hem een pak slaag zal geven. Nou ja, niets aan te doen. Verdomde idioot die ik ben. Weer trouwen? Bewaar me... En dan nog met mevrouw Hammer? Bewaar me... Kon erger, trouwens, maar zeurt enorm, een verschrikkelijke zeur... ‘Een bakje koffie, Hammer?’ ‘Ja graag,’ zei Hammer, ‘dat gaat er wel in. Nog geen koffie gehad vandaag, was een beetje, eh, opgewonden, hèhèhèhèhè...’ Nam | |
[pagina 119]
| |
een kop mee uit de keuken, ging zitten en dronk een grote kop zwarte koffie, sprong op. ‘Heb er zin in, Borten. Het zuiden dan maar?’ ‘Nee, het noorden,’ zei Borten. ‘Kop of munt,’ zei Hammer. Pakte een kroon. Het werd ‘het noorden’. Borten grijnsde vergenoegd. ‘Ik roei heen,’ zei hij, ‘terug ook. Hou van roeien, sterke armen, roeien doet een mens goed.’ Hammer keek hem aan. ‘U bent een reus,’ zei hij. ‘Ik kan ook best een stuk roeien, hou van roeien. Bovendien word ik wat te dik, hou van eten, hèhèhèhèhè. We steken ieder een halfuur, hè? Een halfuur is snel voorbij.’ ‘Te snel,’ zei Borten. ‘Ieder een halfuur lijkt me wel goed.’ Liep naar de kast in de hoek van de kamer, goot iets in een zakflesje. ‘Gammel Løiten aquaviet?’ zei Hammer. ‘Moest er net aan denken, goed om bij je te hebben. Neem zelf ook altijd mee. Zal de volgende keer een fles meenemen.’ Ze sjokten naar buiten, beiden aan de zware kant. Borten groot en iets zwaarder dan Hammer. Hammer de clown in zijn te grote kleren, een oud windjack over zijn jasje, kort, breed, vormloos. Allebei een visserspet op. Vissers. Borten haalde de palingsteker achter de schuur vandaan. Hammer droeg de lamp die nog niet brandde, sjokte het pad af, liep langzaam naar de steiger, keek om zich heen, zei niets. Ze gingen voorzichtig in de boot zitten, en Borten trok geluidloos aan de riemen die bij de dollen gewikkeld waren in zeildoek. Mooi weer, een flauwe wind, uitstekend weer voor palingsteken. Ze kwamen niemand tegen in de baai, rondden de noordelijke punt, lieten de boot drijven, en luisterden. ‘Mooi,’ zei Hammer. Borten stak de lamp aan, hij brandde goed. Hing de lamp voor de boeg aan een haak en legde er een ijzeren plaat overheen, het licht scheen naar beneden in het water. ‘Eén ding,’ zei Borten. ‘We delen de boete, mocht er iets gebeuren, hè?’ ‘Dat spreekt vanzelf,’ zei Hammer, ‘dat spreekt vanzelf, Borten. De eerste keer honderd kronen. Die klap kan ik alleen wel opvangen. Doet er niet toe. Dit schouwspel is minstens een duizendje waard.’ ‘Roei wat meer naar het land toe,’ zei Borten, ‘zo ja, langzaam, doorgaan, zo ja, nu netjes de strandlijn volgen.’ Borten torende boven de voorplecht uit, hij stond voorovergebogen en staarde in het water met de palingsteker in de aanslag. ‘Ho,’ | |
[pagina 120]
| |
zei hij, stak de stok snel in het water en trok hem vlug weer terug. Een grote paling kronkelde zich om de tanden, deed een uitval naar de houten stok. ‘Sakkerloot,’ zei Hammer. ‘Sst,’ fluisterde Borten. ‘Zachtjes doorroeien, langzaam, zo ja... Ho,’ zei hij, en stak opnieuw toe. Vijf uur later droegen Borten en Hammer een teil tussen zich in het pad op naar het huis toe. ‘Zwaar?’ zei Borten. ‘Verrekte zwaar,’ zei Hammer. ‘Beetje te veel water.’ ‘Dat moet ook,’ zei Borten. ‘We stropen ze morgenvroeg.’ Ze zetten de teil in de schuur, deden de deur achter zich op slot. ‘Poeh,’ zei Hammer, ‘koffie en een boterham, Borten?’ Ze kleedden zich om in de keuken. ‘Leuk huisje, Borten, leuker dan het mijne. Niet zo goed onderhouden. Toch prima plek.’ ‘Vind het zo het mooist,’ zei Borten. ‘Hou niet van verf, hou van de planken zoals ze zijn. Smeer af en toe wat olie op de vloeren, maar doe er verder niets aan. Voor mij geen villa's in het bos, zoals het is, is het prima, wat vissen, beetje met de boot in de weer, hak af en toe wat sparren in het bos. Verdomd jammer dat je hier niet veel vaker kunt zijn.’ ‘Je bent hier toch redelijk vaak, Borten. Daar zei ik waarempel “je”, het ging min of meer vanzelf.’ ‘Mee eens,’ zei Borten. ‘Wel verdraaid, natuurlijk zeggen we je.’ ‘We zijn ook eigenlijk familie,’ zei Hammer. ‘Hèhèhèhèhè - zwagers...’ ‘Hahahaha,’ bromde Borten. Moest toen even grinniken. Zette de ketel op, gooide nog eens flink wat hout in het fornuis. Liep de kamer in en stak de open haard aan. De vlammen knetterden vrolijk. Zag dat Hammer de revolver op de keukentafel legde. ‘Hij is niet geladen,’ zei Hammer. ‘Wist het niet zeker,’ zei Borten. ‘Bang?’ ‘Kan ik niet ontkennen...’ ‘Nog nooit een schot gelost,’ zei Hammer. ‘Durf niet te schieten, hou niet van de knal.’ Ze dronken koffie, aten om één uur 's nachts brood met zure zult. Gezonde eetlust. ‘Je blijft toch tot morgen? Het is een heel eind,’ zei Borten. ‘Plaats genoeg hier. Goed bed...’ ‘Weet ik,’ zei Hammer. ‘Hèhèhèhè. Zit me af te vragen of ik nog | |
[pagina 121]
| |
een stuk zal nemen. Lekkere zult. Nam een groot stuk.’ ‘Morgen eten we paling. Je blijft toch zeker?’ ‘Wat dacht je?’ zei Hammer. ‘Natuurlijk blijf ik. Heb je kerrie?’ ‘Uiteraard,’ zei Borten. ‘Massa's kerrie...’ ‘En over die papieren hoef je je verder geen zorgen te maken,’ zei Hammer. ‘Nee?’ Hammer liep naar de open haard, haalde de papieren uit zijn binnenzak en gooide ze in het vuur. ‘Je moet het me maar niet kwalijk nemen,’ zei hij. ‘Ik zal het je maar vertellen. Ik deed het met voorbedachte rade. Hèhèhèhèhè, Nancy is nogal romantisch aangelegd.’ ‘Weet ik,’ zei Borten. ‘Je bent nu niet bepaald haar eerste minnaar,’ zei Hammer. ‘Weet ik,’ zei Borten. ‘Bijna iedere lente is het weer zover, maar ze komt toch steeds weer bij me terug.’ ‘Weet ik,’ zei Borten. ‘Deze keer was ik van plan er genoeg van te krijgen,’ zei Hammer. ‘Deze keer was ik echt van plan haar te laten gaan. Zoek het maar uit, dacht ik. Dat met jou kwam toen mooi uit. Had jullie beiden in mijn macht. Hèhèhè.’ ‘Dat was zo,’ zei Borten. ‘Dat is trouwens nog zo...’ ‘Geen sprake van, Borten, geen sprake van. Zoveel slechts wens ik je niet toe, je bent een veel te geschikte kerel. Mij maakt het niets uit. Ben aan haar gewend, weet hoe ik met haar om moet gaan. Ze zou me trouwens missen, en niet zo'n beetje ook. Nu is ze weer een hele tijd lief. Kan haar net zo goed de rest van de tijd houden. Hier komt geen gedonder van, Borten. Geen sprake van...’ ‘Dank je wel,’ bromde Borten. ‘Begin wat slaperig te worden. Heb al trek in het eten van morgen, we nemen een paar middelgrote, zo vet als modder. Veel kerrie...’ ‘Ja, jij hebt makkelijk praten...’ Borten en Hammer gingen naar bed. Borten dommelde in, langzaam maar zeker. ‘Morgenavond naar het zuiden,’ zei Hammer slaperig. ‘Kunnen we ook een hele partij roken.’ ‘Forel?’ mompelde Borten half in slaap. ‘Nee, paling,’ zei Hammer. Toen viel hij in slaap. |
|