Ik haalde mijn schouders op.
‘Ze is uitgestapt,’ verklaarde moeder en ik begreep.
‘Ze is te werk gegaan alsof ze ratten moest verdelgen; je kunt het toch op een min of meer behóórlijke manier doen,’ zei ze alsof tante Fré haar postuum had beledigd. Ze sprak, zoals vaak, in zichzelf. Deze woorden waren niet voor mij bestemd.
Mijn oom Simon, moeders enig overgebleven broer, een arts, die vanaf 1945 op jenever en bier had geleefd, was het jaar daarvoor ook uitgestapt.
In mijn zestienjarig bestaan was meer dood dan leven geweest.
‘Het enige familielid dat we nog hadden! Nu hebben we niemand meer, alleen wij tweeën,’ had ik opgemerkt.
Ze snoof en haalde tegelijkertijd de schouders op; een minachtend en berustend gebaar.
‘Ten little niggers.’ Ze haalde vaker boektitels aan.
‘Hoe kan ik mijn hoofd nu bij de subjonctif houden als u over uitstappen begint!’ riep ik korzelig.
Ze gaf geen antwoord, liep naar de piano en sloeg de gehavende klep met een klap omhoog.
Een diepe zucht ontsnapte me, daar begon de onmuzikale hutspot weer. Straks, in bed, zou ik mijn Frans wel leren. Ik pakte mijn plakboek met automodellen, mijn droomboek want eens zou ik één van die wagens bezitten.
Agressief sloeg ze het leitmotiv van het Warschauconcert aan, daarna verknoeide ze ruw een gedeelte van Mozart's pianoconcert, kv 488. Abrupt hield ze op, staarde even voor zich uit en bonkte toen een fragment uit Beethovens eerste.
Weer hield ze op. Uit de hoek van m'n ogen sloeg ik haar gade; triest rustten haar handen in haar schoot. Ze staarde er onafgebroken naar. Ik opende het plakboek. Daar was de Nash Seven, wat liep die mooi glooiend af en wat een leuk, breed front had hij; alsof hij je mild toelachte. De voorkant van de Hudson Hornet was minder vriendelijk, vooral die kleine voorruiten, net twee dicht opeenstaande oogjes die de zaak niet helemaal vertrouwden.
Mijn gedachten dwaalden terug naar het uitstappen.
Vaak opperde ze: ‘Kon ik eindelijk maar eens slapen, kon ik die geldproblemen maar oplossen.’
Dat krijgt ze dus als ze zichzelf doodmaakt, dacht ik: geen schreeuwdromen meer, geldzorgen verdwenen. Ze kreeg haar zin