De Tweede Ronde. Jaargang 6(1985)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 212] [p. 212] Gedicht Osip Mandelstam (Vertaling Werkgroep Slavistiek Leiden) In een goudgele stroom gleed de honing zo traag en zo zacht Uit de hals van de fles dat de gastvrouw de woorden kon spreken: In het droevige Tauris waarheen ons het lot heeft gebracht, Daar vervelen wij ons helemaal niet - en om heeft gekeken. Alom diensten van Bacchus, het is of de wereld alleen Uit wachters en honden bestaat - geen levende ziel te bekennen. Rustig rijen zich dagen als rollende vaten aaneen: In de verte een stem die probeert aan de stilte te wennen. Na de thee de reusachtige okeren wijngaarden in - De vensters met donkere luiken als wimpers gesloten - Gingen wij witte zuilen voorbij om de wijnstok te zien En de slapende bergen met glazige lucht overgoten. Toen zei ik: Deze tuin is een slag uit de oudheid gelijk, Met Homerische ruiters, gekromd over vurige rossen. In het stenige Tauris de wijsheid van Hellas - en kijk, Tussen roestige rijen het goud van de edele trossen. In het witte vertrek staat de stilte zo strak als een touw, En het ruikt naar azijn en naar verf, en naar wijn uit de kelder. Weet je nog hoe de vrijers die Griekse bordurende vrouw - Nee, niet Helena was het, die ander - met aanzoeken kwelden? Gulden vlies, o waar zijt ge, waar vinden wij u, Gulden vlies? Dag en nacht het gedruis van de zware, oneindige golven. En verlatend het schip dat hem over de wateren blies, Kwam Odysseus terug, door de tijd, door de ruimte bedolven. (1917) Zie voor originele tekst pag. 240 Vorige Volgende