De Tweede Ronde. Jaargang 6
(1985)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 189]
| |
De helGa naar voetnoot*
| |
InfernoNel mezzo del cammin di nostra vita
Mi ritrovai per una selva oscura,
Chè la diritta via era smarrita.
4[regelnummer]
Ahi quanto a dir qual era è cosa dura
Questa selva selvaggia ed aspra e forte,
Che nel pensier rinnova la paura!
7[regelnummer]
Tanto è amara, che poco è più morte:
Ma per trattar del ben ch' i' vi trovai,
Dirò dell' altre cose, ch' io v' ho scorte.
10[regelnummer]
I' non so ben ridir com' io v' entrai;
Tant' era pien di sonno in su quel punto,
Che la verace via abbandonai.
| |
[Nederlands] | |
[pagina 190]
| |
13[regelnummer]
Maar toen een heuvel zich voor mij vertoonde,
Daar waar het dal, dat mij het hart van vrees
Zo had beklemd, een einde had genomen,
16[regelnummer]
Keek ik omhoog en zag zijn flanken reeds
Beschenen door het stralend licht der starre
Die 't mensdom steeds de rechte weg aanwees.
19[regelnummer]
Dat heeft de vrees een weinig doen bedaren
Die woedde in de boezem van mijn hart,
De hele nacht die mij zo diep benarde.
22[regelnummer]
En zoals één die, door de zee gespaard,
Zich hijst aan land en met hijgende adem
Omziet en naar 't gevaarvol water staart:
25[regelnummer]
Zo heeft mijn ziel, nog vluchtend voor het kwade,
Zich omgewend, terugziend naar het pad
Vanwaar geen mensen levend ooit ontkwamen.
28[regelnummer]
Na korte rust niet meer zo afgemat,
Ging ik over de kale helling verder,
Zó, dat mijn laagste voet steeds houvast had.
31[regelnummer]
En zie, daar waar de rotsen steiler werden,
Zag ik een panter, snel van gang en licht,
Met bonte vlekken die zijn lichaam verfden.
34[regelnummer]
En hij week geen moment voor mijn gezicht,
Terwijl hij mij de doortocht zo belette,
Dat ik mij meermaals wendde tot de vlucht.
| |
[Italiaans]13[regelnummer]
Ma poi ch' io fui al piè d' un colle giunto,
Là dove terminava quella valle,
Che m' avea di paura il cor compunto,
16[regelnummer]
Guardai in alto, e vidi le sue spalle,
Vestite già de' raggi del pianeta,
Che mena dritto altrui per ogni calle.
19[regelnummer]
Allor fu la paura un poco queta,
Che nel lago del cor m' era durata
La notte, ch' i' passai con tanta pieta.
22[regelnummer]
E come quei, che con lena affannata
Uscito fuor del pelago alla riva,
Si volge all' acqua perigliosa, e guata:
25[regelnummer]
Così l'animo mio, che ancor fuggiva,
Si volse indietro a rimirar lo passo,
Che non lasciò giammai persona viva.
28[regelnummer]
Poi ch' ei posato un poco il corpo lasso,
Ripresi via per la piaggia diserta,
Si che il piè fermo sempre era il più basso.
31[regelnummer]
Ed ecco, quasi al cominciar dell' erta,
Una lonza leggiera e presta molto,
Che di pel maculato era coperta.
34[regelnummer]
E non mi si partia dinanzi al volto;
Anzi impediva tanto il mio cammino,
Ch' io fui per ritornar più volte volto.
| |
[Nederlands] | |
[pagina 191]
| |
37[regelnummer]
Het was de ure van 't begin der metten,
De zon rees op met het gesternte dat
Ooit zag hoe Gods liefde' in beweging zette,
40[regelnummer]
Voor 't eerst, al 't schoons dat hij geschapen had;
Zodat het uur des daags en 't mild getijde
Mij in dit dier met vrolijk vel slechts wat
43[regelnummer]
Mij nieuwe moed gaf deden onderscheiden.
Maar 'k werd door vrees bevangen toen ineens
De aanblik van een leeuw, die zich bereidde,
46[regelnummer]
Zo leek het, tot de aanval, mij verscheen,
Zijn kop omhoog en zo van honger razend
Dat zelfs de lucht voor hem te duchten scheen.
49[regelnummer]
En een wolvin was met hem, één zo mager,
Dat zij uit roofzucht slechts leek te bestaan;
Reeds velen hadden 't smartelijk ervaren.
52[regelnummer]
Zo grote angst deed mij haar aanblik aan,
Door zo'n benauwdheid werd ik overweldigd
Dat 'k niet meer hoopte tot de top te gaan.
55[regelnummer]
En zoals één die zeer belust op geld is,
Kome de tijd dat hij 't verliezen moet,
Jammert en in zijn denken diep ontsteld is,
58[regelnummer]
Zo nam dit dier, terwijl het, voet voor voet,
Naar waar de zon zwijgt, mij terug deed wijken,
Steeds nader, alle rust uit mijn gemoed.
| |
[Italiaans]37[regelnummer]
Tempo era dal principio del mattino;
E il sol montava in su con quelle stelle
Ch' eran con lui, quando l' amor divino
40[regelnummer]
Mosse da prima quelle cose belle;
Si che a bene sperar m' eran cagione
Di quella fera alla gaietta pelle
43[regelnummer]
L' ora del tempo, e la dolce stagione:
Ma non sì, che paura non mi desse
La vista, che m' apparve, d' un leone.
46[regelnummer]
Questi parea, che contra me venesse
Con la testa alta, e con rabbiosa fame,
Si che parea che l' aer ne temesse;
49[regelnummer]
Ed una lupa, che di tutte brame
Sembiava carca nella sua magrezza,
E molte genti fe' già viver grame.
52[regelnummer]
Questa mi porse tanto di gravezza
Con la paura, che uscía di sua vista,
Ch' io perdei la speranza dell' altezza.
55[regelnummer]
E quale è quei, che volentieri acquista,
E giugne il tempo che perder lo face,
Che in tutti i suoi pensier piange e s' attrista:
58[regelnummer]
Tal mi fece la bestia senza pace,
Che, venendomi incontro, a poco a poco
Mi ripingeva là dove il sol tace.
| |
[Nederlands] | |
[pagina 192]
| |
61[regelnummer]
Toen ik, neertuimelend, leek te bezwijken,
Verscheen daar voor mijn ogen, waar ik lag,
Eén die door zijn lang zwijgen stom kon lijken.
64[regelnummer]
Toen ik hem in die grote leegte zag,
Riep ik met luide stem: ‘Heb medelijden,
Of 't mens of schim is waaraan ik het vraag.’
67[regelnummer]
‘Mens ben ik niet, ik wás een mens,’ zo zei hij,
‘En van mijn ouders was de vaderstad
Mantua, in het land van Lombardije.
70[regelnummer]
Sub Julio geboren, zij het laat,
Kwam 'k in Augustus' goede tijd naar Rome,
Stad die toen valse leugengoden had.
73[regelnummer]
Ik was een dichter, ik bezong de vrome
Zoon van Anchises, die na Trojes brand
Uit het zo trotse Ilium was gekomen.
76[regelnummer]
Maar gij, wat brengt u naar dit barre land?
Waarom niet die heerlijke berg bestegen
Die aller vreugden oorsprong is en grond?’
79[regelnummer]
‘Zijt gij Vergilius?’ vroeg ik verlegen,
‘Zijt gij die rijke bron waaruit steeds weer
Zo een fontein van taal komt opgestegen?
82[regelnummer]
Gij, uwer mededichters licht en eer,
Gedenk mijn liefde en mijn wil te leren,
Waardoor ik naar uw werk greep, keer op keer.
| |
[Italiaans]61[regelnummer]
Mentre ch' io rovinava in basso loco,
Dinanzi agli occhi mi si fu offerto
Chi per lungo silenzio parea fioco.
64[regelnummer]
Quand' io vidi costui nel gran diserto,
‘Miserere di me,’ gridai a lui,
‘Qual che tu sii, od ombra, od uomo certo.’
67[regelnummer]
Risposemi: ‘Non uomo, uomo già fui,
E li parenti miei furon Lombardi,
Mantovani per patria ambo e dui.
70[regelnummer]
Nacqui sub Julio, ancorchè fosse tardi,
E vissi a Roma sotto il buono Augusto,
Al tempo degli Dei falsi e bugiardi.
73[regelnummer]
Poeta fui, e cantai di quel giusto
Figliuol d' Anchise, che venne da Troia,
Poi che il superbo Ilion fu combusto.
76[regelnummer]
Ma tu, perchè ritorni a tanta noia?
Perchè non sali il dilettoso monte,
Ch' è principio e cagion di tutta gioia?’
79[regelnummer]
‘Or se' tu quel Virgilio, e quella fonte,
Che spande di parlar sì largo fiume?’
Risposi lui con vergognosa fronte.
82[regelnummer]
‘O degli altri poeti onore e lume,
Vagliami il lungo studio e il grande amore,
Che m' ha fatto cercar lo tuo volume.
| |
[Nederlands] | |
[pagina 193]
| |
85[regelnummer]
Uw werk, mijn dichter, wilde ik studeren,
Aan u alleen dank ik de schone trant
Van schrijven waarvoor sommigen mij eren.
88[regelnummer]
Zie 't beest waarvoor ik mij heb afgewend;
Mocht gij, wijs meester, toch te hulp mij komen,
Om haar huivert mijn bloed en beeft mijn hand.’
91[regelnummer]
‘Beter hadt gij een andere weg genomen,’
Zei hij, de tranen ziend die ik vergoot,
‘Als gij uit dit woest oord hoopt weg te komen:
94[regelnummer]
Het beest dat u deed roepen in uw nood,
Laat zich door niemand op zijn weg passeren,
Maar houdt een ieder tegen, tot de dood;
97[regelnummer]
En haar natuur is zo ontaard, zo smerig,
Dat haar woedende roofzucht nooit bedaart,
En ieder maal haar honger nog vermeerdert.
100[regelnummer]
Zo vele dieren zijn 't waarmee zij paart,
En méér zullen 't er zijn voordat de Veltro
Verschijnt, die haar een pijnlijk einde baart.
103[regelnummer]
Die voedt zich niet met land en niet met geld ook,
Maar wijsheid, liefde, deugd, daar leeft hij door,
Zijn land zal zijn tussen de beide Feltro's.
106[regelnummer]
Hij redt pover Italië, waarvoor
Euryalus, de maagd Cammilla vielen,
Turnus en Nisus, met het zwaard doorboord.
| |
[Italiaans]85[regelnummer]
Tu se' lo mio maestro, e il mio autore;
Tu se' solo colui, da cui io tolsi
Lo bello stile, che m' ha fatto onore.
88[regelnummer]
Vedi la bestia, per cui io mi volsi;
Aiutami da lei, famoso saggio,
Ch' ella mi fa tremar le vene e i polsi.’
91[regelnummer]
‘A te convien tenere altro viaggio,’
Rispose, poi che lagrimar mi vide,
‘Se vuoi campar d' esto loco selvaggio:
94[regelnummer]
Che questa bestia, per la qual tu gride,
Non lascia altrui passar per la sua via,
Ma tanto lo impedisce, che l' uccide;
97[regelnummer]
Ed ha natura sì malvagia e ria,
Che mai non empie la bramosa voglia,
E dopo il pasto ha più fame che pria.
100[regelnummer]
Molti son gli animali, a cui s' ammoglia,
E più saranno ancora, infin che il Veltro
Verrà, che la farà morir con doglia.
103[regelnummer]
Questi non ciberà terra nè peltro,
Ma sapienza, e amore, e virtute;
E sua nazion sarà tra Feltro e Feltro.
106[regelnummer]
Di quell' umile Italia fia salute,
Per cui morì la vergine Cammilla,
Eurialo, e Turno, e Niso di ferute;
| |
[Nederlands] | |
[pagina 194]
| |
109[regelnummer]
Door stad en land zit hij haar op de hielen
Totdat hij haar terugstoot in de hel
Waaruit de oernijd haar bevrijding wilde.
112[regelnummer]
Om uwentwil lijkt het mij daarom wel,
Dat ik u voorga en dat ík door deze
Eeuwige plaats als gids u vergezel,
115[regelnummer]
Waar gij zult luisteren naar wanhoopskreten,
De oude geesten zien zult, zo in pijn
Dat elkeen om een tweede dood zal smeken,
118[regelnummer]
Waarna ge hen ziet die tevreden zijn
In 't vuur, omdat zij hopen ooit te komen,
Wanneer dan ook, bij hen die zalig zijn.
121[regelnummer]
Verlangt ge naar hén op te gaan daarboven,
Zo zal een ziel u bij staan die dat meer
Verdient dan ik; aan háár laat ik u over.
124[regelnummer]
De Imperator die zo hoog regeert,
Wil niet, daar ik zijn wet niet respecteerde,
Dat ik de toegang tot zijn stad passeer.
127[regelnummer]
Hij heerst alom, om dáár slechts te regeren,
Daar is zijn stad, zijn troon, daar zetelt hij:
O zalig wie hij kiest daar te verkeren!’
130[regelnummer]
En ik tot hem: ‘Dichter, ik smeek u bij
De God die gij nooit kende, mij te leiden,
Houdt gij mij van dat kwaad en erger vrij;
| |
[Italiaans]109[regelnummer]
Questi la caccerà per ogni villa,
Fin che l' avrà rimessa nell' Inferno,
Là onde invidia prima dipartilla.
112[regelnummer]
Ond' io per lo tuo me' penso e discerno,
Che tu mi segui, ed io sarò tua guida,
E trarrotti di qui per luogo eterno,
115[regelnummer]
Ove udirai le disperate strida,
Vedrai gli antichi spiriti dolenti,
Che la seconda morte ciascun grida;
118[regelnummer]
E poi vedrai color, che son contenti
Nel fuoco, perchè speran di venire,
Quando che sia, alle beate genti;
121[regelnummer]
Alle qua' poi se tu vorrai salire,
Anima fia a ciò di me più degna;
Con lei ti lascerò nel mio partire:
124[regelnummer]
Chè quello Imperador, che lassù regna,
Perch' io fui ribellante alla sua legge,
Non vuol che in sua città per me si vegna.
127[regelnummer]
In tutte parti impera, e quivi regge,
Quivi è la sua città, e l' alto seggio:
O felice colui, cui ivi elegge!’
130[regelnummer]
Ed io a lui: ‘Poeta, io ti richieggio
Per quello Dio, che tu non conoscesti,
Acciocch' io fugga questo male e peggio,
| |
[Nederlands] | |
[pagina 195]
| |
133[regelnummer]
Leidt gij mij naar wat gij zoëven zeide,
Opdat ik Petrus' poort straks gadesla,
En allen die gij zegt dat zozeer lijden.’
136[regelnummer]
En toen ging hij op weg, en ik hem na.
| |
[Italiaans]133[regelnummer]
Che tu mi meni là dov' or dicesti,
Si ch' io vegga la porta di San Pietro,
E color cui tu fai cotanto mesti.’
136[regelnummer]
Allor si mosse; ed io li tenni dietro.
Dante en Vergilius, houtsnede van Gustave Doré
|
|