De Tweede Ronde. Jaargang 6
(1985)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 64]
| |
Essay | |
[pagina 65]
| |
Portnoy in psychoanalyseGa naar voetnoot*
| |
[pagina 66]
| |
Hij wil alles zelf doen zonder enige relatie met, of bijdrage van, anderen, in een typisch onanistisch fallische fixatie. Hij staat niet toe dat iemand enige bijdrage levert aan zijn leven - mijzelf inbegrepen. Het is duidelijk dat hij jaren heeft gespendeerd aan overpeinzingen om zijn gedrag te rechtvaardigen, waarbij zelfs zijn zelfkritiek alleen tot doel heeft om te laten zien hoe scherpzinnig en eerlijk hij over zichzelf is. Zijn zelfkritiek is er hoofdzakelijk op gericht te garanderen dat hij op dezelfde voet door kan gaan als altijd, zonder dat hij zijn schuldgevoel zozeer hoeft te internaliseren dat hij er iets aan zou moeten doen; de bedoeling van die zelfkritiek is dat hij elke noodzaak tot verandering kan vermijden. Naar zijn overtuiging is dit soort geratel psychoanalyse als het hardop gebeurt, terwijl ik luister. Ondanks zijn langdurig relaas over alles wat er vanaf zijn prilste jeugd in zijn leven fout is gegaan, realiseert hij zich in het geheel niet wat hem scheelt - dat hij absoluut niet in staat is met andere mensen om te gaan. Hoe zou dat ook kunnen, als alles wat hij van de wereld ziet niets anders dan zijn eigen projecties zijn, terwijl hij ervan overtuigd is dat die een juiste afspiegeling vormen van de werkelijkheid. Hij ziet psychoanalyse als één grote catharsis, zonder dat er enig dieper inzicht of internalisatie aan te pas komt. Het is allemaal één grote zaadlozing. Ik twijfel eraan of hij tot die minimale overdracht in staat is die analyse mogelijk zou maken. Het feit dat hij mij als analyticus gekozen heeft is waarschijnlijk symbolisch voor zijn onwil om zijn gebondenheid aan zijn joodse verleden op te geven. Misschien had ik erop moeten aandringen dat hij een niet-joods analyticus neemt die in Amerika geboren is. Het zou kunnen dat ik hem alsnog moet doorsturen. In het korte gesprek dat wij hadden vóór de eigenlijke behandeling vroeg ik hem, waarom hij juist mij, niet alleen een jood, maar ook nog in Europa geboren, als analyticus had gekozen, terwijl hij toch het gevoel had dat zijn moeilijkheden voortkwamen uit zijn joods-orthodoxe achtergrond; hij begreep niet waar ik op doelde en beweerde dat een niet-joods analyticus hem nooit zou begrijpen. Hij praat alsof het erom zou gaan een analyticus te vinden wiens sympathie en begrip grenzeloos zijn, net als die van zijn ouders - en niet of hij zichzelf leert begrijpen. Het feit dat hij mij als analyticus heeft gekozen, suggereert dat hij diep in zijn hart niet wil ontstijgen aan zijn achtergrond en daarom een analyticus heeft uitgezocht | |
[pagina 67]
| |
die hem niet zal vervreemden van wat hij voorgeeft te haten, maar waarzonder er voor zijn gevoel niets van zijn leven of van hemzelf over zou blijven. We moeten afwachten of hij deze handicap kan overwinnen. Omdat hij gelooft dat hij er alles uit moet gooien, zonder één pauze, zal ik hem een week lang zijn gang laten zijn. Dan zullen we zien of hij er lang genoeg mee op kan houden om analyse mogelijk te maken. Hij praat de hele tijd alsof hij mij ervan wil overtuigen dat alle clichés over een verpeste joodse jeugd - de moeder die te veel overheerst, te veel verwent, haar kinderen te veel beschermt, en de incapabele vader - inderdaad opgaan. In feite was het hele uur één groot alibi. Als hij het leven niet aankan en niet kan omgaan met andere mensen, dan moet ik goed begrijpen dat dat niet komt door de manier waarop hij de dingen ziet, maar dat het de schuld is van zijn ouders en hun godsdienstige achtergrond, in combinatie met twee specifieke trauma's. Hij is een meester in het bedenken van alibi's, en slim jurist als hij is, heeft hij twee ijzers in het vuur. Hij legt de schuld van zijn misère bij beide soorten trauma's: het fysieke (een niet ingedaalde testikel) en het psychische (het feit dat zijn moeder dreigde weg te lopen en hem bang maakte door een mes te pakken om hem tot eten te dwingen). Hij moet er van overtuigd zijn dat ik hem als het lijdende slachtoffer zal zien, wat ik ook voor theorieën aanhang, of ik nu een fysiek, dan wel een emotioneel trauma verantwoordelijk acht voor gedrag als het zijne. In werkelijkheid is het geen trauma, maar alleen het feit dat hij van zichzelf walgt, waardoor hij al degenen die van hem houden (zijn ouders, zijn sexuele partners, etc.) wel moet frustreren. Het is onmogelijk hem in zijn tirade tegen zijn ouders, met name tegen zijn moeder, te onderbreken. Een paar maal gaf ik te kennen dat ik iets wilde zeggen, maar dan praatte hij nog verwoeder door. Zijn woordenstroom had veel weg van een satire op de klachten van de meeste van mijn patiënten en op de beginselen van de psychoanalyse - een satire op de dominerende en castrerende vader, en een moeder die te veel opgaat in zichzelf en haar eigen leven om echt aandacht te kunen besteden aan haar zoon. Deze uiterst intelligente joodse jongeman ziet niet in wat hij eigenlijk tracht te bereiken - door zijn omkering van de oedipale situatie probeert hij mij belachelijk te maken, net zoals hij dat met iedereen doet, om | |
[pagina 68]
| |
daarmee zijn eigen superioriteit tegenover mij en de psychoanalyse zelf te bewijzen. Van zijn overweldigende liefde voor zijn moeder maakt hij een negatieve projectie, zodat zijn moeders liefde voor hem juist overweldigend is. Naar buiten toe klaagt hij erover dat zij hem nooit met rust liet, zich overal mee bemoeide - maar daarachter ligt een ongelooflijk diepe teleurstelling dat zij zich nog niet veel meer uitsluitend met hem bezighield. Terwijl zijn bewustzijn alles wat zij deed als destructief ervoer, ligt er achter die bewering een ongelooflijk verlangen naar meer, meer, meer. Hij ontkent zijn oraliteit die onverzadigbaar is en die hij in haar tegendeel doet verkeren door te schreeuwen dat het allemaal veel te veel is. Zelfs het gewoonste, meest alledaagse verzoek van zijn moeder, bijvoorbeeld als ze hem eraan herinnert zijn vader een kaart te sturen voor zijn zesenzestigste verjaardag, wordt door hem ervaren als het meest onredelijke verlangen, dat hem dwingt tot een leven vol schuld en morele verplichtingen jegens zijn ouders. Wat zijn moeder ook voor hem deed, het was altijd te weinig; haar kleinste verzoek was altijd te veel. Na een hele dag geluisterd te hebben naar patiënten die eindeloos klagen over moeders die het nooit interesseerde of ze wel of niet aten, of ze wel of niet ontlasting hadden, of het wel of niet goed ging op school, zou het een opluchting moeten zijn om te luisteren naar klachten over een moeder die dat nu juist allemaal wel deed - maar dat was het niet. Het was overduidelijk dat hij zich bedrogen voelde omdat hij niet genoeg had gekregen. Hij wordt ongetwijfeld gekweld door herinneringen aan zijn verleden en door het feit dat hij nu geen man kan zijn en niet in staat is van normale sex te genieten. Maar hij haalt er uit wat er in zit en ik zie nergens dat hij ook maar enige moeite doet om zichzelf los te maken uit zijn gebondenheid aan het verleden. Het is duidelijk dat hij verwacht dat mijn magische kracht en die van de psychoanalyse dat voor hem zullen doen. Een belangrijke aanwijzing om later op door te gaan: hij is gefascineerd door zijn vaders constipatie, die zo schril contrasteert met zijn eigen overmatige masturbatie en onophoudelijk, diarree-achtig gepraat. Dit ziet eruit als een interessante fixatie op fallisch niveau, alsof zijn vaders constipatie hem zo nerveus heeft gemaakt over zijn eigen vermogen tot produceren dat hij, ter compensatie, zonder ophouden produceert - hetzij door te masturberen, hetzij door te praten, of door het leveren van intellectuele prestaties. Als hij niet leert binnen te houden en vast te houden, maar doorgaat met dit blinde | |
[pagina 69]
| |
lozen van om het even wat, zal analyse zeker mislukken. Als ik na dit eerste uur een naam zou moeten geven aan deze patiënt, dan zou ik hem noemen De onvergetelijkste figuur die ik ken. Dat doe ik niet omdat de patiënt denkt dat deze benaming opgaat voor zijn moeder, zoals hij haar ziet (want dat geldt voor elke man en zijn moeder), maar omdat hij, ook al wil hij het bovenstaande geloven, vooral probeert er mij van te doordringen dat híj ‘de onvergetelijkste figuur is die ik ken’. Arme ziel. In plaats dat hij probeert van mij de hulp te krijgen die hij zo bitter hard nodig heeft, probeert hij indruk op me te maken door uit te laten komen hoe uniek hij is. Alles waar hij zijn moeder van beschuldigt, is hij zelf, tot in het extreme doorgedreven. Zij exploiteerde hem, omdat ze zoveel van hem hield. Hij exploiteert iedereen, omdat hij van niemand houdt.
Dinsdag, tweede sessie. Ondanks dezelfde onophoudelijke woordenstroom weinig nieuwe gegevens. De speculaties die ik aan het eind van het vorige uur geformuleerd had, lijken vandaag bevestigd. Als kind masturbeerde hij, bij voorkeur op het toilet, wat in overeenstemming is met zijn vaders constipatie, die steeds duidelijker naar voren komt als de kern-ervaring die leidde tot een negatieve identificatie. De vader is niet in staat dingen te laten gaan. De zoon is niet in staat iets binnen te houden of iemand vast te houden. De vader koos uit voortdurende angst voor de toekomst een baan als agent in levensverzekeringen en bleef dat zijn leven lang. Zijn zoon heeft die invloed geïnternaliseerd als angst over zijn mannelijkheid. Hij heeft hier slechts één afweermiddel tegen gevonden: overmatig masturberen, wat lijkt te bewijzen dat zijn lichaam goed functioneert, maar ook tot gevolg heeft dat hij van zichzelf walgt. Want de patiënt wil geen penis die hem plezier verschaft, maar een instrument dat zijn inhoud uitstoot; hij probeert zichzelf gerust te stellen, maar zijn masturbatie kan hem daarbij niet helpen. Voor de rest was het inhoudelijk een herhaling van het eerste uur. In de opzettelijk platte taal van de patiënt zou ik deze sessie de titel Afrukken mee willen geven. Hij gebruikt veel obscene taal om indruk te maken op anderen en maakt zichzelf wijs dat hij ‘bevrijd’ is, terwijl hij in feite zijn walging voor zichzelf tot uiting brengt.
Woensdag, derde sessie. Het wordt steeds duidelijker, dat deze patiënt te veel over psychoanalyse heeft gelezen zonder er iets van te begrijpen - bijv. waar het gaat om castratie-angst en het effect van het | |
[pagina 70]
| |
zien van menstruatiebloed. Wat hij niet inziet is hoe wanhopig graag hij zou willen dat hij een castrerende vader had en hoe diep teleurgesteld hij is omdat hij in plaats daarvan alleen in aanraking komt met wat hij ervaart als een castrerende moeder. Maar zelfs terwijl hij erover klaagt hoe castrerend zij is, moet hij toch haar innerlijke kracht bewonderen, die het enige lijkt te zijn waardoor dit hele gezin blijft functioneren. Je krijgt het gevoel dat hij haar als castrerend moet zien, omdat hij het nodig heeft haar te zien als iemand die sterk genoeg is om hem te beschermen. Het wordt ook steeds duidelijker dat zijn echte kwaal er uit bestaat dat hij weigert te erkennen dat zijn ouders zielsveel van hem houden, want dat zou betekenen dat hij ook van hen zou moeten houden, en vervolgens van andere mensen. In plaats daarvan klampt hij zich vast aan zijn visie dat het in elke menselijke verhouding gaat om machtspolitiek gericht op exploitatie. Een typerende herinnering: een neef van hem, Heshie, een echte atleet, raakte aan het vechten met zijn vader. Al was hij aanzienlijk sterker, Heshie liet zich door zijn vader tegen de grond drukken en tenslotte bij die worsteling verslaan. Mijn patiënt is hier zeer verbaasd over. Hij kan niet begrijpen waarom zijn neef het gevecht met opzet verloor. Hij kan niet erkennen wat hij onbewust wel weet: dat de vader bewogen werd door diepe liefde voor zijn zoon toen hij zorgde dat zijn zoon niet kon trouwen met het niet-joodse meisje van wie hij hield - wat de aanleiding voor de ruzie was geweest. De neef realiseerde zich, hetzij bewust, hetzij onbewust, dat overweldigd worden door de diepe liefde van een ander de grootste overwinning is die een menselijke relatie te bieden heeft, zelfs al is het ogenschijnlijk een nederlaag. Mijn patiënt is helaas niet in staat zulke ideeën over liefde bewust te accepteren, en ik ben bang dat hij daar ook nooit in zal slagen. Als het wel lukte, dan zou dat betekenen dat zijn problemen voorbij waren en de analyse afgerond. Dat hij nooit de intimiteit gekend heeft die er bestond tussen Heshie en diens vader, dat hij het specifiek joodse van zijn achtergrond niet los kan laten en er ook niet van kan genieten, dat hij datgene waar hij naar hunkert, ontkent - dat zorgt er allemaal voor dat mijn patiënt de Joodse blues heeft die het leitmotif van deze sessie vormde.
Donderdag, vierde sessie. De patiënt verbindt de keer dat hij in een bus exhibitionistisch masturbeerde met het feit, dat hij voor het eerst niet-koosjer voedsel (kreeft) had gegeten. In zijn onbewuste ziet hij | |
[pagina 71]
| |
dus het verband tussen orale en fallische angstgevoelens en ook dat zijn sexueel acting-out gedrag grotendeels voortkomt uit orale angstgevoelens, net als bij een baby die met zijn fallus pronkt. Zijn associaties hierna brachten aan het licht hoezeer zijn moeder eigenlijk door angstgevoelens beheerst wordt - maar hij weigert dat te erkennen. Hij vertelde zelfs dat zij het er altijd maar over heeft hoe ze alles één keer probeert, om er dan achter te komen dat elke confrontatie met de buitenwereld onmiddellijk wordt afgestraft, als je er al niet aan kapot gaat. Ook een expliciete herinnering - zijn moeders eerste poging om auto te rijden, wat een ongeluk tot gevolg had en zoveel angstgevoelens opriep dat ze daarna nooit meer gereden heeft - leidt niet tot het besef dat ze van angstgevoelens bezeten is. Dat inzicht zou het beeld dat hij van haar heeft als de almachtige, castrerende vrouw kapot maken. Hij ziet niet in dat hij zich niet met zijn moeders kracht identificeert, maar met haar onpeilbare levensangst. Hij had het eerst over de wrok die hij voelt bij het idee dat hij zijn ouders iets verschuldigd is - trouwen en voor kleinkinderen zorgen, of slagen in het leven zodat ze over hun zoon kunnen opscheppen, net zoals hun vrienden en kennissen dat over hun zoons doen - en begon toen over zijn sexuele begeerte naar niet-joodse meisjes. Deze associatie lijkt erop te wijzen dat hij alleen sexuele omgang met iemand kan hebben als het om sex gaat die door zijn ouders wordt afgekeurd. Hij is zo aan hen gebonden dat hij niet het gevoel kan hebben onafhankelijk van hen te bestaan, tenzij hij iets onderneemt om hen pijn te doen. Dit werkt natuurlijk niet, en zelfs tijdens de coïtus is hij al ontevreden, verlangt hij alweer gretig naar een volgend meisje om mee naar bed te gaan. Zijn promiscuïteit is duidelijk één grote poging om zijn ouders de voldoening die zij zoeken te onthouden - en hij zorgt er wel voor dat hij wordt gestraft door niets te krijgen dat iets voor hem betekent. Al heeft hij dan nog zoveel psychoanalytische boeken gelezen, hij ziet niet in dat zijn promiscuïteit, vooral met niet-joodse vrouwen, er volledig op gericht is hem gerust te stellen en ervan te overtuigen dat hij geen incestueuze verhouding met zijn moeder heeft. Door ervoor te zorgen dat het om steeds andere vrouwen gaat en om vrouwen die niets voor hem betekenen, blijft hij zijn moeder trouw - niet omdat zij hem niet wil laten gaan, maar omdat hij haar niet wil loslaten. Hij heeft zichzelf tot haar slaaf gemaakt, maar projecteert die relatie om te kunnen denken dat zij het is of dat beide | |
[pagina 72]
| |
ouders het zijn die hem tot hun slaaf hebben gemaakt. Een andere herinnering van cruciaal belang: een vijftienjarige jongen werd door zijn ambitieuze moeder te sterk onder druk gezet om prestaties te leveren en verhing zich. Op zijn overhemd zat een briefje gespeld met een telefonische boodschap die hij voor zijn moeder had aangenomen: of ze de spelregels voor mah-jong wilde meenemen als ze die avond uitging. Mijn patiënt ziet hierin alleen de gehoorzaamheid van de jongen en niet diens dodelijk venijn jegens zijn moeder, die het waagt spelletjes te doen met haar vriendinnen in plaats van dag en nacht alleen voor haar zoon te zorgen. Hij gedraagt zich zoals karakteristiek is voor patiënten die totaal niet bij machte zijn een menselijke relatie aan te gaan, en die er onophoudelijk over klagen hoe gebrekkig de menselijke relaties in hun jeugd waren; hij probeert anderen te geven wat in zijn eigen leven in feite totaal ontbreekt. Deze patiënt is, zo blijkt, adjunct-inspecteur van het Newyorkse Bureau voor Bescherming en Ontplooiing van Kansarmen en zijn werk is er op gericht het leven van anderen te verbeteren. In zijn beroep probeert hij te voorkomen dat de armen uitgebuit worden, terwijl het enige wat hij in zijn privéleven najaagt de gelegenheid is om anderen sexueel uit te buiten. Het ergste is dat hij, die het zozeer aan ego ontbreekt en aan het vermogen om te geven, en die er zozeer toe gedreven wordt zijn niet te beheersen instinctieve neigingen uit te leven middels acting-out gedrag - het ergste is dat hij gelooft dat hij lijdt aan een deficiëntie van het id. Op een bepaald moment vertelt hij me wat hij van mij verwacht: deze jid zijn id teruggeven. Hij wil zichzelf dus niet echt analyseren; hij wil niet komen tot beheersing van zijn superego en id door zijn ego. Het enige wat hij van mij wil is dat ik hem afhelp van alle gewetenswroeging die hij nog heeft over zijn egoïstische en asociale gedrag. Dat is volgens hem het doel van de psychoanalyse. Hij wil me zelfs een hoger honorarium betalen als ik dat maar voor hem doe. Hij herinnert zich dat hij een keer in een stuk lever heeft gemasturbeerd dat daarna door het hele gezin bij het avondeten opgegeten is. Hij heeft geen flauw vermoeden dat dit wijst op een extreme erotisering van de orale fase. Het grootste deel van zijn ogenschijnlijk fallische sexualiteit is niets anders dan een masker voor zijn fixatie in de orale fase - dat blijkt uit zijn onophoudelijk verlangen om te krijgen. Al wat zijn ouders hem gegeven hadden was niet voldoende om te zorgen dat hij vol zat. Het meisje dat hij ‘De Aap’ noemt | |
[pagina 73]
| |
begreep tenminste wat er met hem aan de hand was. Naar zijn zeggen begon ze hem te beschuldigen, hem de grote mensenvriend, wiens werk het is de armen te beschermen tegen hun huisbazen, terwijl hij zelf sexuele voldoening vindt door dit meisje, dat werkelijk van hem schijnt te zijn gaan houden, sexueel te vernederen. Zij schijnt te hebben gehoopt dat hun verhouding haar uit haar eigen sexuele, morele en menselijk slop zou helpen. Wat was het verstandig van Freud om patiënten sexuele onthouding op te leggen en ze te verbieden boeken over psychoanalyse te lezen. Deze patiënt gebruikt een boek van Freud om bij te masturberen. Hij denkt er niet over om zichzelf aan een psychoanalyse te onderwerpen, maar wil dat ik alles voor hem doe, net zoals hij dat van zijn moeder verwachtte en ook gedaan kreeg, zonder zelf ook maar iets te hoeven doen. Het enige waar hij bij sex van schijnt te kunnen genieten is cunnilingus. Het is met zijn voorkeur voor deze perversie net zoals met zijn onophoudelijk gepraat en het plezier dat hij beleeft aan vieze woorden - het geeft allemaal aan dat hij zo'n intense voldoening gevonden heeft in het orale genoegen dat zijn moeder hem verschafte dat hij zich niet kan voorstellen dat hij het ergens anders aan zou kunnen ontlenen. Ik ben geneigd te zeggen dat hij helemaal doorslaat wanneer hij probeert orale voldoening uit sex te halen. Om me uit te drukken zoals mijn patiënt dat doet: deze sessie laat zien hoe Kutjedol hij is.
Vrijdag, vijfde sessie. Aan het begin van deze sessie brengt hij Freuds verhandeling ter sprake over de manier waarop sex kan worden misbruikt om de partner te vernederen: dit leidt tot herinneringen aan sexuele relaties die hij heeft gehad met een aantal niet-joodse meisjes uit de betere milieus. Hij ziet in dat zijn gevoelens van joodse inferioriteit en zijn haat tegen antisemitisme de reden zijn dat hij geen sexuele bevrediging vindt behalve als hij zijn niet-joodse partners kan verleiden tot dingen die hij vernederend vindt. Hij haalde ‘De Aap’, die geen hekel had aan fellatio of daar zelfs van genoot, ertoe over lesbisch te vrijen met een prostituée - en op dat moment had ze voor hem afgedaan. Zijn excuus voor het feit dat hij dit zo gearrangeerd had, is dat ‘De Aap’ zelf met de suggestie kwam, en dat was ook zo - omdat ze echt van hem hield, probeerde ze het hem in alles naar de zin te maken. Ze had het gevoel dat ze hem niet waard was, het gevoel dat het nooit genoeg scheen te zijn, ook al gaf | |
[pagina 74]
| |
ze alles wat ze had en probeerde ze alles wat ze kon. Daarom probeerde ze hem duidelijk te maken dat ze bereid was ook verder alles te doen wat hem zou kunnen bevredigen. Haar aanbod om alles te doen wat hij van haar verlangde, gebruikte hij vervolgens om zichzelf tegenover mij van schuld vrij te pleiten, om mij en zichzelf ervan te overtuigen dat het in feite haar schuld is dat hij haar zo heeft vernederd dat zij er een eind aan wil maken. Het is altijd hetzelfde wanhopige verhaal, zijn hele leven lang: zelf is hij niet in staat van iemand te houden, ook niet van zichzelf, en hij kan zich niet voorstellen dat iemand - zijn ouders, ‘De Aap’ - ook maar iets zouden kunnen doen uit liefde voor hem. Omdat hij nooit echte empathie voor iemand heeft gekend, ziet hij niet in dat die ‘nette’ niet-joodse meisjes nu juist precies met hem naar bed gingen omdat hij beantwoordde aan hun stereotype opvattingen over de vieze, van sex bezeten jood. Dat hij ze dwingt tot wat zij zien als perverse sex is voor hen het bewijs dat ze het wat joden betreft altijd al bij het rechte eind hadden. Ze kozen deze zeer intelligente jood, die dus ogenschijnlijk zeer de moeite waard is, omdat hij, zo bewonderenswaardig als hij is, een bedreiging vormde voor hun beeld van joden als inferieure wezens. Maar als zelfs deze zeer intelligente, aardige en geëngageerde jood niets liever wil dan hen sexueel te vernederen, dan wordt het beeld dat ze oorspronkelijk hadden van de ‘vieze’ jood weer bevestigd. En mijn patiënt doet zijn best om hen tegemoet te komen. Terwijl hij denkt dat hij hén vernedert, vernedert hij zichzelf nog meer. Deze wederzijdse uitbuiting strekt zich ook uit tot het doel waar het stel elkaar voor gebruikt: n.l. om hun ouders de baas te zijn. Voor mijn patiënt is leven met een niet-joods meisje het ergste wat hij zijn ouders aan kan doen. Met een jood naar bed gaan is waarschijnlijk het ergste wat deze meisjes hun ouders aan kunnen doen. Hoe die neuroten elkaar toch altijd weer weten te vinden! Hoe ze elkaar toch altijd helpen hun neurose uit te leven zodat ze die niet onder ogen hoeven te zien! Het is zeker een feit dat zijn sexuele ervaringen een illustratie lijken van Freuds verhandeling De meest voorkomende vorm van vernedering in het liefdeleven.
Zaterdag, zesde sessie. Als ik mijn patiënten slechts vier of vijf keer per week zag, zoals het geval is bij mijn Amerikaanse collega's, en niet zes keer zoals ik dat in Wenen heb geleerd, dan zou het verhaal van mijn patiënt zich weleens heel anders hebben kunnen ontwikkelen. | |
[pagina 75]
| |
Gisteravond, toen ik de aantekeningen doornam die ik tot nu toe gemaakt heb, was ik vrijwel tot de conclusie gekomen dat de narcistische zelfgerichtheid van mijn patiënt, zijn sterke orale fixatie, zijn onvermogen om met anderen om te gaan enz. enz. alles bij elkaar analyse onmogelijk zouden maken, en ik had al haast bij mijzelf besloten hem dat aan het eind van de sessie vandaag mee te delen. Ik hoopte dat de schok het hem naderhand mogelijk zou maken naar een andere psychoanalyticus te gaan; ik was van plan hem een niet-joods analyticus aan te raden. De kans bestaat dat de patiënt bij iemand die geen jood is aan analyse begint, in plaats van de analyticus te misbruiken als een hulpstuk om van zijn schuldgevoel af te komen, terwijl hij ermee doorgaat ieder die positieve gevoelens jegens hem koestert kapot te maken. Als deze sessie op maandag plaats had gevonden, was er waarschijnlijk niets veranderd. Misschien had het feit dat het vandaag een zaterdag, sabbat, was er iets mee te maken; daar zal ik later nog achter proberen te komen. In ieder geval, vandaag was het allemaal anders. In plaats van mij te onthalen op zijn sexuele successen - op het gebied van masturbatie, cunnilingus en fellatio - werd de patiënt eindelijk een beetje menselijker door te vertellen over zijn sexuele nederlagen, allemaal bij joodse meisjes. Het begon ermee dat de patiënt zich herinnerde hoe hij joodse mannen zoals zijn vader, met zijn balspel op zondagmorgen, bewonderde en hoe hij zich met zulke mannen wilde identificeren, maar dat niet kon omdat zijn drang om zijn moeder te bezitten dan nog sterker werd. Hij móest weglopen van zijn vriendin ‘De Aap’ omdat voor hem alle bekoring verdween zodra hij een meisje zover had gekregen dat verdere vernedering onwaarschijnlijk leek. Zoals altijd als de liefde van anderen voor hem niet langer te ontkennen viel, kon mijn patiënt er niets tegenover stellen en zag hij geen andere oplossing dan weg te lopen. Vol verwijten jegens vrouwen omdat die hem probeerden te onderwerpen - ook al wil hij niets liever dan dat ze aan hèm onderworpen zijn, zonder dat daar een verplichting van hem tegenover staat vluchtte de patiënt naar Israël, het moederland. Daar realiseerde hij zich onbewust (maar zo dicht tegen het bewuste aan dat hij uiteindelijk misschien toch nog aan analyse zal beginnen) dat er van hem niets overbleef als hij geen jood meer was in een niet-joodse wereld, als hij dat excuus niet langer zou kunnen gebruiken om zijn hele levensstijl van vragen en krijgen zonder zelf ooit iets terug te geven te rechtvaardigen - en was toen zelfs niet | |
[pagina 76]
| |
meer tot een erectie in staat. Hij probeerde vertwijfeld een meisje uit een kibboets te verleiden door bij haar de methoden om te draaien die hij bij zijn niet-joodse meisjes had gebruikt. Hij had niet-joodse meisjes vernederd en die vernedering had ze voor hem uitermate aantrekkelijk gemaakt, maar tegelijk ook onbruikbaar. Hier was hij het die zich aan vernedering onderwierp, speciaal toen het meisje hem iets vertelde dat hem allang duidelijk had moeten zijn: dat zijn zelfvernedering des te verachtelijker is omdat hij zo intelligent is. Hij reageerde hierop door te vragen of ze gemeenschap met hem wilde. Daarna probeerde hij zijn plotselinge impotentie toe te schrijven aan zijn moeder - net als altijd geeft hij anderen de schuld - door te zeggen dat het kibboets-meisje hem aan haar deed denken. Hij dacht dat het zijn oedipale (maar genitale) binding was die hem impotent maakte, terwijl zijn impotentie in feite veroorzaakt werd door zijn orale binding, door zijn verlangen om altijd een zuigeling te blijven. De geduldige joodse moeder die zichzelf overal de schuld van laat geven, wil haar zoon op die manier van dienst zijn. Hij hoeft zich over niets dat hij doet ooit schuldig te voelen, want hij kan altijd haar verantwoordelijk stellen. En in zekere zin klopt dat ook; maar om andere redenen dan hij denkt. Hij kan zijn moeder verwijten dat ze hem heeft laten geloven dat hij alles wat hij hebben wil onmiddellijk moet krijgen. Dit was wat hij uitschreeuwde tegen het meisje uit de kibboets - het centrale thema in zijn leven: ‘ik wil hebben.’ Zij was het die hem uiteindelijk vertelde dat die overtuiging van hem - dat hij moet krijgen wat hij hebben wil, wat het de ander ook mag kosten - geen steek houdt. Toen hij erover fantaseerde dat hij voor zijn misdaden berecht werd, realiseerde hij zich, in ieder geval een ogenblik lang, dat hij niet vrijuit gaat, zijn gedrag tegenover anderen niet kan rechtvaardigen, door zijn moeder de schuld te geven. Dit wekte bij mij de hoop dat analyse weleens net zou kunnen slagen. In plaats van hem weg te sturen, zoals ik me had voorgenomen, zei ik daarom: ‘Misschien kunnen we nu beginnen.’ Alleen de toekomst zal uitwijzen of ik niet te optimistisch was. Iets anders dat nog bij me opkwam: hij weet zichzelf heel goed te presenteren, en meteen na de eerste sessie had ik het onbehaaglijke gevoel dat ik hem moest zien als de onvergetelijkste patiënt die ik ooit heb gehad. Als alles wat hij tot nu toe gezegd heeft nu eens zorgvuldig voorbereid en geselecteerd was? Het feit dat hij mij per | |
[pagina 77]
| |
se geen kans wilde geven om hem met vragen of interpretaties te interrumperen suggereert dat hij misschien bang was van zijn apropos te worden gebracht door wat dan ook voor onderbreking van zijn stream-of-consciousness-achtige monoloog, aangezien het in feite ging om een zorgvuldig voorbereid verhaal, bedoeld om indruk op mij te maken. Als alles wat hij presenteerde als voortbrengselen van zijn onbewuste en voorbewuste, van zijn id en superego (de zelfkritiek, hoe hij zich voorstelde dat hij berecht werd) nu eens bewuste produkten van zijn ego waren? Probeerde hij mij te testen om uit te vinden of ik slim genoeg ben om iets dat in feite een literaire creatie is te kunnen onderscheiden van een poging tot analyse? Als dat allemaal inderdaad het geval was, heb ik er dan juist aan gedaan door hem niet te onderbreken of zijn associaties te sturen, en door hem aan het eind van de laatste sessie niet te vertellen dat het tijd is om er mee op te houden literator te zijn, zodat hij eindelijk, door zichzelf te analyseren, een man kan worden? Ook dat zullen we moeten afwachten. Maar zelfs als wat er tot nu is gebeurd niet meer was dan een poging om een goed verhaal te vertellen, dan is het toch veelbetekenend dat ‘De Aap’ nu juist naar voren komt als degene met de grootste waarheid. Ook al was ze dan van huis uit vreselijk arm, maatschappelijk succes zegt haar niets. Dat ze getrouwd was met een van de rijkste mannen van Frankrijk betekende niets voor haar. Toen ze zich door hem gebruikt voelde, liet ze hem zonder meer in de steek. Ook al probeert ze dan beschaafd te worden, ze is helemaal niet onder de indruk van het uiterlijk vertoon dat daarbij hoort, en ook een uitnodiging voor een diner bij de burgemeester thuis maakt geen indruk, want het gaat haar om het samenzijn met de patiënt en niet om het bijwonen van een officieel diner. Dit maakte ze duidelijk door, terwijl ze zichtbaar waren vanuit het huis van de burgemeester, sex met hem te bedrijven, zonder er zich druk om te maken wat anderen van haar en van wat ze deed zouden denken, terwijl hij doodsbenauwd was over de indruk die het zou maken op anderen. Hij was, zoals altijd, alleen met zichzelf bezig en zag niet in dat ze niet bewogen werd door hedonistische impulsiviteit, maar door de volgende angstige vraag: ‘Neem je me mee naar de receptie van de burgemeester omdat je van me houdt en me dicht bij je wilt hebben, of omdat ik decoratief ben en daarom bruikbaar bij je streven om vooruit te komen?’ Wat moet hij wel niet van zichzelf als persoon en als jood denken | |
[pagina 78]
| |
wanneer eerlijkheid op maatschappelijk en sexueel vlak, d.w.z. wanneer ware menselijkheid - in zijn ogen - alleen bij de arme ‘Aap’ te vinden is? Gaat het hier dan weer gewoon om de zichzelf hatende jood in ballingschap? |
|