De Tweede Ronde. Jaargang 6(1985)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] Twee gedichten Leo Vroman Viooltje Ik liep het Warmezielenpad en kwam een bosviooltje tegen dat stond te zingen in de regen; haar loverwerk was glimmend glad. Toen zij mij zag werd zij verlegen en wiebelde haar blaadjes wat. Haar kleuren rond haar kleine gat hield zij naar mij toe genegen. Ik zei op zulke ogenblikken zo graag een hommeltje te zijn met een mond zacht als een zoen om haar klef stampertje te likken. Wij zwegen maar zij drupte wijn op de grond en op mijn schoen. Kijk maar (wij gaan daar niets aan doen.) [pagina 58] [p. 58] Zonnebloem Ik kwam op een zomerdag langs een tuintje in de nacht. Daar stond een zonnebloem op wacht. Ik vroeg hem wat hij zoal zag. ‘Winter’ zei hij, ‘geef mij kracht en ik donder overstag.’ Ik vroeg hem waar mijn toekomst lag. ‘Aan het einde’ zei hij zacht. ‘Fout!’ riep ik, ‘samen overeind wanneer je leunt op mijn gedicht en ik op mijn geluid!’ ‘Fout!’ riep ook hij, ‘kijk, je verdwijnt!’ Een eekhoorn hing aan zijn gezicht en vrat er zaden uit. Vorige Volgende