De Tweede Ronde. Jaargang 6
(1985)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 181]
| |
Epigrammen
| |
De hoopWie weet, zeg ik jullie, van wie zij er nu weer eentje is,
wie weet voor wiens rekening zij werkt,
van wat voor vijfde colonne ze is.
| |
MensZou het aan het materiaal liggen eigenlijk?
| |
[pagina 182]
| |
Als u 't mij vraagt zal het de Aarde spijten als ze ons kwijt is.
Wat je ook van ons zeggen kon,
we brachten afwisseling in haar bestaan,
er viel iets te beleven.
Wat die Akropolis ook wezen mag,
zonder ons bestaat-ie niet.
Wat die Akropolis ook wezen mag,
als-ie maar weet dat-ie op onze nek zit.
| |
Tot een dichterJe had niets te zeggen, meneer.
Waarom heb je de woorden lastig gevallen,
waarom heb je ze lastig gevallen?
| |
Griekse dichtersWe worden nauwelijks gelezen,
haast niemand kent onze taal,
miskend en zonder applaus wonen we
in deze verre uithoek -
maar er tegenop weegt dat we Grieks schrijven.
Waarom heeft U de mens rechtop gezet?
Dat krijg je d'r van!
We hoeven Uw dak niet, Heer,
maak eens een kier dat we ons hoofd naar buiten kunnen steken!
| |
LevenLaten we het niet zo vlotweg hard noemen,
het Leven heeft ook zo zijn verantwoordelijkheden.
De versregel is naast me komen zitten
en fluistert me iets in het oor, maar ik versta het niet,
hij fluistert iets.
Krekeltje mijn, gekkerd, schreeuwende polsslag van de zomer!
| |
[pagina 183]
| |
Op onze begrafenisEen ongeletterde pope graag,
die niet weet wat hij zegt,
van wie God het niet verkeerd opvat,
naar wie Hij minzaam luistert,
naar wie Hij met een glimlach luistert,
naar wie Hij met een hand aan Zijn sikkebaard luistert.
Tot versregels die zich opdringen
Goed goed, heren, ik onderbreek even om jullie op te schrijven
en ik hoop dat ik jullie morgen niet verscheur.
Bevooroordeeld zal ik natuurlijk wel zijn. Kom nou!
| |
Tot het hartSla niet zo. Ik weet het.
Herhalen jullie je toch, onvergetelijke fouten van de liefde,
herhalen jullie je toch.
Liefde wacht niet op haar beurt,
ze dringt voor.
Was het als God of als mens, Heer, dat U ons liefhad?
Het is voor ons van belang dat te weten.
Uit het diepst van zijn hart, zei hij,
uit het diepst van zijn ondiepe hart.
| |
De ‘erfzonde’Dacht U niet dat het een kwestie van materiaal was, Heer?
Waarom al die Monumenten voor de Onbekende Soldaat
en niet éen voor de Onbekende Mens?
Waar moeten wíj onze kransen kwijt?
De pogingen der vertalers zullen vergeefs zijn:
dit vers werd geschreven om Grieks te blijven,
dit vers is alleen voor Grieken.
|
|