De Tweede Ronde. Jaargang 6(1985)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] Hermaphroditos Jaap Westerbos Ik, zoon van Hermes en Aphrodite (mijn ouders zijn een tweeling: zelf ontstaan uit één baarden zij samen weer één. Maar zoals gewoon is onder de goden waren mijn minnen nymfen:), ik groeide op tussen de vrouwen met de grote borsten, op de droge hellingen van het Ida-gebergte, in een hol. Ik was mooi: de bouw van mijn vader en mijn moeders haar en ogen, maar ik was nog onbeproefd, dus van karakter schoner. Eigenlijk werd ik geboren toen ik die vreemde, van opwinding gespeende plek verliet. Vijftien was ik, en dorstig, zowel in geest als lichaam. Vlak na de witte dikke melk was het heldere water een openbaring: zoveel en wat was het licht en koel, het reinigde reukloos het stof van voet en ziel. Ik keek mijn ogen uit natuurlijk: rivieren, meren, en voorts de ruime zee. (Ik zag haar foutief als moeder van de aarde; het was omgekeerd.) Ook kleine beken en wellen, ik was verwonderd, verleid, steeds opnieuw. Tot in Karië. Hier hield ik bij de bron van nymf Salmakis stil. Haar beeltenis lag ongebroken op het water en met een kam dreef zij haar lange haren tot een stroom uitéén, maar haar zag ik niet, mijn oog ging uit naar de beschutte bron, haar volmaaktheid, deze kleine, levenschenkende schoot, zwijgend [pagina 43] [p. 43] nu, een mysterie haast, de bruid van brood. Salmakis zag ik pas later. Juister is te zeggen dat zij mij eerst zag en door met water te spatten mijn aandacht trok. Ze was bekoorlijk ja, lief en schalks; verliefd, dat zag ik, verliefde vrouwen herken je zo. Maar hoewel haar lichaam blank was, kon zij wat mij betreft niet op tegen de helderheid van de bron. Er bestaan twee soorten lust, die van het kind en de man. Ik verkoos de eerste. Was dit een proef of was ik voorbestemd op deze wijze afscheid van mijn jeugd te nemen? Ik verkoos het water doch Salmakis verkoos in mij de dood. En zulk soort moed wordt door de grote goden vaak beloond. Ik zwom weg van haar en haar liefde maar zij omarmde mij, ach ik, de tegenstrevende, ik, voor het vlees nog doof, ervaarde nu het wezen van twee geslachten tegelijk: ik werd één met Salmakis en zij werd één met mij. Die kwelling! Gesmolten worden, je weer laten smeden! Toch voelde het ergens of ik dit al die tijd onder vele waterspiegels had gezocht: extase. Ik, Hermaphroditos, werd mijn naam niet in betekenis voltooid? Ik was één eerst, nu weer twee; wel eenzaam soms maar nooit alleen. Het is verwarrend maar draagbaar ook want de wereld kwam in mij samen met Salmakis én de zoon die ik van mijn ouders, Hermes en Aphrodite, blijf. In mijn afkomst en mijn verwarring schep ik zelfs meer dan naam: ik ken geen eind. Vorige Volgende