dan zucht jij en zegt: “Waarom moet hij dát nu weer hebben?” Maar je weet toch best, dat ik, als ik een kus wil, naar huis kom, naar Elseneur. En nu we het toch over kussen en zo hebben - vind je het prettig om gekust te worden?’ ‘Wat een vraag om aan je vrouw te stellen,’ zei ze, ‘en je begrijpt me helemaal niet.’
Nu gebeurde het dat de schipper, toen hij op Oost-Indië voer, het geluk had een oude Indische koning van een eilandenrijk te kunnen redden van een aanslag door slechte, verraderlijke heren en hem in veiligheid te brengen, naar de versterkte burcht van zijn dochter en schoonzoon op een ander eiland. En toen nu de oude koning zich weer omringd wist door mensen die van hem hielden, dankte hij met tranen in zijn ogen zijn redder voor diens hulp en liet hem als beloning twee zeldzame, kostbare saffieren overhandigen, zo blauw, helder en diep als de Indische Oceaan. Deze twee juwelen liet de jonge koningin, op verzoek van de schipper, door haar juwelier als twee blauwe ogen in het houten gezicht van het boegbeeld zetten. Nu was de jonge schipper pas echt in zijn nopjes met zijn ‘mooie Sofie’. ‘Van nu af,’ zei hij tegen zichzelf, ‘heeft ze ook de ogen van mijn vrouw!’ En toen hij in Elseneur aankwam, liet hij zijn vrouw meteen de blauwe ogen zien.
‘Nu is ze pas zoals ze moet zijn,’ zei hij. ‘Kijk hoe haar ogen stralen. Ze heeft er op de terugreis de vliegende vissen mee voorbij zien springen op een voet afstand en ze heeft ermee naar de volle maan gekeken, die tegelijkertijd aan de hemel en in de zee stond.’ ‘Wat is dat voor manier om edelstenen te gebruiken,’ zei zijn mooie vrouw. ‘Het zou beter zijn als je ze aan mij gaf voor een paar oorhangers.’
‘Mijn schat, mijn suikerbeestje,’ antwoordde hij haar. ‘Vraag me om alles wat je maar wilt, maar vraag me daar niet om, want ik kan het niet doen.’ ‘Je begrijpt me helemaal niet,’ zei ze.
Nu durfde de jonge, mooie schippersvrouw haar man niet meer om de blauwe stenen te vragen. Maar ze dacht er iedere dag aan en ze keek vaak in de spiegel, waarbij ze zich voorstelde hoe goed ze haar zouden hebben gestaan, als ze in haar oren hadden gezeten. De avond voordat haar man weer weg moest, deze keer naar de Goudkust, gaf de schippersvereniging in Elseneur een feest voor hem. En terwijl hij daar aan het zingen was en zich met zijn oude en nieuwe kameraden vermaakte, ging zijn vrouw met een lantaarn in de hand naar de haven waar ze de glazenmaker van Elseneur had ontboden en zij hield de lantaarn op voor de glazen-