- De mopshond was deze morgen gestorven en hier op de binnenplaats begraven; de kleinkinderen van de weduwe, dat wil zeggen van de looiersweduwe, want de mopshond was nooit getrouwd, streken de aarde glad en het was een prachtig graf, het moest een genoegen zijn om daar te liggen.
Het graf was omheind met potscherven en bestrooid met zand; een half bierflesje hadden ze er bovenop gezet, met de hals naar boven, en dat was helemaal niet allegorisch.
De kinderen dansten rond het graf en de oudste jongen, een praktische jongeling van zeven jaar, stelde voor om het graf van de mopshond tentoon te stellen en wel voor iedereen uit de steeg; de toegang moest je betalen met een bretelknoop, dat was iets dat iedere jongen had en dat hij ook kon leveren voor de meisjes; en dat voorstel werd eenstemmig aangenomen.
En alle kinderen van de steeg en ook van het zijsteegje kwamen met hun knoop, er waren er heel wat die die middag met één bretel moesten rondlopen, maar dan had je ook het graf van de mopshond gezien en dat was wel zo veel waard.
Maar buiten de leerlooierij, dichtbij het hek, stond een klein slordig ding, zo lieftallig, met het mooiste krulhaar en ogen zo blauw en helder dat het een lust was; ze zei geen woord, ze huilde ook niet, maar keek zo ver als ze kon, iedere keer dat het hek open ging. Ze had geen knoop, dat wist ze, en daarom bleef ze bedroefd buiten staan, stond daar tot iedereen uitgekeken was en iedereen weer weg was; toen ging ze zitten, hield haar kleine, bruine handjes voor haar ogen en barstte in snikken uit; zij alleen had het graf van de mopshond niet gezien. Dat was harteleed en diep zoals dat van de volwassene vaak kan zijn.
We zagen het van boven - en van boven gezien kunnen we om dit en om zoveel van ons en andermans verdriet lachen! Dit is het verhaal en wie het niet begrijpt, kan aandelen nemen in de looierij van de weduwe.