wat ik wil, anders sla ik je dood en eet ik de professor op.’
De professor kreeg een grote zaal om in te wonen. De wanden waren van suikerriet, daar kon hij aan lopen likken, maar hij was geen liefhebber van snoep. Hij kreeg een hangmat om in te slapen, dan leek het net alsof hij in de luchtballon lag, die hij zich altijd gewenst had en die steeds in zijn gedachten was.
De vlo bleef bij de prinses, zat op haar handje of in haar tere halsje. Ze had een haar uit haar hoofd getrokken, die moest de professor aan een poot van de vlo binden en zo hield ze hem vastgebonden aan het grote stuk koraal dat ze aan haar oorlelletje had.
Wat was het een heerlijke tijd voor de prinses, ook voor de vlo, dacht ze; maar de professor was niet tevreden, hij wilde op reis, hij hield ervan om van stad naar stad te trekken, en in de kranten te lezen over zijn doorzettingsvermogen en zijn slimheid om een vlo allerlei menselijke handelingen aan te leren. Dag in dag uit lag hij in de hangmat, luierde en kreeg zijn lekkere eten: verse vogeleieren, olifantenogen en gebakken girafpoten; de menseneters leven niet van mensenvlees alleen, dat is een delicatesse: ‘Kinderschouder met pikante saus,’ zei de prinses-moeder, ‘is het meest geraffineerde.’
De professor verveelde zich en wilde graag weg uit het land van de wilden, maar de vlo moest mee, dat was zijn wonder en zijn boterham. Hoe moest hij hem vangen en te pakken krijgen? Dat was niet zo eenvoudig.
Hij piekerde zich suf en toen zei hij: ‘Nu heb ik het!’
‘Prinses-vader, sta mij toe iets te doen! Mag ik de bewoners van het land oefenen in het presenteren van het geweer, dat wordt in de grootste landen van de wereld beschaving genoemd!’
‘En wat kun je mij leren?’ vroeg de prinses-vader.
‘Mijn grootste kunst,’ zei de professor, ‘een kanon afvuren, zodat de hele aarde beeft en de lekkerste vogels van de hemel gebraden uit de lucht vallen! Dat geeft pas een knal!’
‘Kom maar met het kanon!’ zei de prinses-vader.
Maar in het hele land was geen kanon, behalve het kanon dat de vlo meegebracht had en dat was te klein.
‘Ik giet een groter!’ zei de professor. ‘Geef me de middelen maar! Ik moet fijne zijde hebben, naald en draad, en touw en lijnen, plus maagdruppels voor luchtballonnen, die blazen op en verlichten; die geven de knal in de kanonnenbuik.’
Alles wat hij wilde, kreeg hij.