De Tweede Ronde. Jaargang 4(1983)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 31] [p. 31] Nederlandse poëzie [pagina 32] [p. 32] Vijf gedichten Cees van Hoore Denkend aan Holland Ik zie molenwieken die de ingezeepte hemel scheren cakevormige dijken, slapend allang niets meer te keren. Aan de strakke riemen van een doorbrekende zon snuffelen treinen in de verte op het spoor van een station. Een baby, fietsend op zijn rug zie ik, en schoppen tegen muren. Ik zit weer voorop en doe of ik kan sturen. [pagina 33] [p. 33] Redden De boom wordt steeds dichter naar zijn schaduw toe gebogen. Hij tracht met zijn bladpunten iets in het water te schrijven. Stof zat: zijn dierbare littekens de bijlslag straks. Soms laat hij bijna heimelijk een bloeiende tak op de stroom wegdrijven. Alphen aan de Rijn Varkens halen hun neus op voor de grond waarop zij staan. Over het water in hun troggen ligt strakgetrokken cellofaan. In één nacht grijs geworden zijn de plukjes gras die overbleven. 's Middags al staan koeien voor de staldeur. Hunkerend. Hooi doet leven. De pachter controleert het slot. Honend geloei van zijn publiek. Schattend kijkt hij naar de berijpte grond. Ik zie hem denken: nu nog niet. [pagina 34] [p. 34] Kleine wolk De waterspiegel beeft van wat niet zichtbaar is. Langs pluimen brood wappert misschien een vis argeloos van de dood die naar hem haakt geen weet. Uren al hengelden wij naar onszelf. Schaduw. Hadden wij beet? Mogelijkheid Je nam het mooiste graf. De man in trouwpak heeft zijn hoofd verloren; door de belichting is het erbij ingeschoten. Het was windstil die dag; bladeren vielen aan de schaduw van hun tak. Er niet erg ver vandaan legde je met één vingerklik de zerk vast. Ik krijg de foto maar niet open. Vorige Volgende