De Tweede Ronde. Jaargang 4
(1983)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 110]
| |
Vaders ziekte
| |
[pagina 111]
| |
Destijds heb ik deze beroemde arts twee jaar van nabij meegemaakt, omdat hij om de andere dag de ziekte van mijn vader kwam behandelen. Hij was toen al heel beroemd, maar zijn rijkdom was hem nog niet zo naar het hoofd gestegen. Niettemin kostte een consult al een dollar veertig. In de grote stad is het tegenwoordig helemaal niet vreemd als een consult tien dollar kost, maar toen was een dollar veertig al een heel groot bedrag, lang niet gemakkelijk op te brengen en zeker niet als het om de andere dag moest gebeuren. Waarschijnlijk was hij inderdaad een beetje apart, naar men zei gebruikte hij andere medicijnen dan het merendeel van de artsen. Van medicijnen had ik geen verstand, ik merkte alleen hoe vreselijk moeilijk het was de ingrediënten voor zijn medicijnen te vinden. Zodra hij een nieuw recept uitschreef betekende dat een drukte van belang. Eerst moest het hoofdbestanddeel van de medicijn gekocht worden, daarna begon de speurtocht naar de extra toegevoegde ingrediënten. De gebruikelijke ‘twee plakken rauwe gember, tien bamboebladen, van de punten ontdaan’ kwamen bij hem niet op het lijstje voor. Wortels van riet waren wel het minste wat je kon verwachten, die je aan de oever van de rivier moest uitgraven, en als hij zoete aardappels verlangde waarover drie jaar lang de vorst was gegaan, dan was je zeker wel een paar dagen aan het zoeken. Maar op de een of andere miraculeuze wijze kreeg ik tenslotte toch alles bij elkaar. Volgens de gangbare mening zijn de extra toevoegingen het punt waaruit het subtiele kunnen van een arts blijkt. Er was eens een zieke die vruchteloos honderd medicijnen had beproefd. Uiteindelijk ontmoette hij een zekere dokter Ye Tianshi, die niets anders deed dan aan het oude recept een extra bestanddeel toe te voegen: een platanenblad. Zodra hij dat ingenomen had was hij genezen. ‘Yi is yi: genezen is invoelen.’Ga naar eind* Deze gebeurtenis speelde in de herfst, en de herfst wordt het eerst door de plataan voorvoeld. De honderd medicijnen die hij eerst had gekregen hadden geen effect gehad, maar nu werd hij met de adem van de herfst beroerd, de ene adem werkte op de andere in, en daarom... Ik snapte er niets van, maar was toch vol bewondering. Ik begreep dat een medicijn, wilde hij echt werkzaam zijn, onmogelijk anders dan met veel moeite verkregen kon worden. Mensen die naar onsterfelijkheid streefden zetten daarvoor zelfs hun leven op het spel, diep drongen ze de bergen in om kruiden te zoeken. | |
[pagina 112]
| |
Zo gingen er twee jaar voorbij en geleidelijk raakten we heel vertrouwd, we werden haast vrienden. Vaders waterzucht werd met de dag erger, hij kon haast zijn bed niet meer verlaten. Mijn vertrouwen in middelen als zoete aardappelen waar drie jaar lang de vorst over was gegaan had ik geleidelijk verloren, ik geloof ook dat ik niet meer met zoveel enthousiasme op speurtocht ging naar ingrediënten voor medicijnen. Juist in die tijd gebeurde het dat de dokter, toen hij weer eens een visiste had gebracht en naar het verloop van de ziekte had geïnformeerd, in een opwelling van eerlijkheid zei: ‘Al mijn kennis heb ik uitgeput. Er is hier nog een dokter, Chen Lianhe. Zijn kennis is nog groter dan die van mij. Ik raad u aan hem eens te laten komen, ik kan wel een brief schrijven. Niet dat er met de ziekte iets ernstigs is, maar onder zijn handen kunt u veel sneller genezen...’ Het leek wel of die dag iedereen wat ongelukkig was, maar toch bracht ik hem als vanouds heel eerbiedig naar zijn draagstoel. Toen ik weer binnen kwam zag ik dat de uitdrukking op vaders gezicht heel anders was dan anders, hij praatte druk met iedereen. Wat hij zei was dat er voor hem waarschijnlijk geen hoop meer op genezing bestond. De arts had in de twee jaar dat hij hem had behandeld geen enkel resultaat behaald, ook kende hij hem al te goed, zodat hij zich onvermijdelijk wat bezwaard voelde om te zeggen waar het op stond. Daarom had hij nu, nu het uur van de crisis was aangebroken, een vreemde in zijn plaats aanbevolen en trok hij zijn handen van hem af. Maar wat viel er anders te doen? Inderdaad was buiten hemzelf Chen Lianhe de enige arts die in deze stad een zekere faam genoot. Dan moesten we morgen Chen Lianhe maar vragen. Ook van Chen Lianhe bedroeg het tarief een dollar veertig. Maar terwijl het gezicht van zijn voorganger dik en rond was geweest, was dat van deze heelmeester dik en lang: op dit punt bestond er een aanzienlijk verschil. Ook de medicijnen die hij gebruikte waren anders. Was het bij de vorige heelmeester nog mogelijk geweest daar alleen voor te zorgen, dit keer was het voor een enkeling haast ondoenlijk ze bij elkaar te krijgen, omdat op een recept van hem altijd zowel een bijzonder poeder als een buitenissige extra toevoeging voorkwam. Wortels van riet en zoete aardappels waar drie jaar lang de vorst over was gegaan gebruikte hij nooit. Het minst bijzondere | |
[pagina 113]
| |
wat hij voorschreef was ‘een paar krekels’, met in klein schrift de toevoeging: ‘Vereist is een oorspronkelijk paar, dat wil zeggen uit één nest.’ Blijkbaar was ook onder kruipend gedierte trouw vereist aan een gestorven levensgezel, en verspeeelde de weduwnaar of weduwe die hertrouwde zelfs het recht als medicijn te dienen. Maar deze missie was voor mij volstrekt niet moeilijk, ik ging de Tuin met de honderd planten in en vond er met gemak tien paar. Ik bond ze met een draad garen aan elkaar en wierp ze levend het kokende water in, waarmee ik mij van mijn taak gekweten had. Maar dan waren er nog de ‘tien kralen van het grondboompje’, daarvan wist niemand wat het voor iets was. Ik vroeg in de apotheek, aan plattelandsbewoners, kruidenverkopers, ouden van dagen, gestudeerde personen, ik vroeg aan timmerlieden, maar allen wisten ze maar met het hoofd te schudden. Pas op het allerlaatst dacht ik aan die verre oudoom, die oude die zoveel genoegen schepte in de heesterteelt, en toen ik naar hem gehold was om het te vragen wist hij het inderdaad. Het was een kleine struik die in de bergen aan de voet van bomen groeide, met rode bessen die koralen kraaltjes leken; de gewone naam ervoor was ‘nimmergroot’. ‘Mijn zolen sleet ik in 't verkeerde spoor,
Ik zocht daar waar ik niet verloor.’
De extra toevoeging had ik nu, maar er was ook nog een speciaal soort pil, de ‘gesprongen trommel-pil’. De ‘gesprongen trommel-pil’ werd gemaakt van oude, stukgeslagen trommelvellen. Een andere naam voor waterzucht was immers ‘trommelzwelling’, dus gesprongen trommelvellen moesten wel een probaat middel vormen bij de bestrijding ervan. Gang Yi uit de Qing-dynastie haatte de ‘overzeese duivels’, en om ze te verslaan trainde hij een groep soldaten die hij het ‘Tijgergeesten-korps’ noemde. Hij deed dat omdat tijgers schapen vreten en geesten duivels kunnen verslaan, eenzelfde soort logica dus.Ga naar eind* Wel jammer dat er in de hele stad maar één winkel was die deze wonderbaarlijke medicijn verkocht, en die lag vijf li van ons huis vandaan. Maar in elk geval hoefde je hier niet in het duister te tasten als bij het grondboompje, dokter Chen Lianhe gaf nadat hij zijn recept had uitgeschreven een enthousiaste en gedetailleerde uitleg. ‘Ik heb een soort pil,’ zei Chen Lianhe op een keer tegen vader, ‘die u op de tong moet leggen. Ik denk dat die zeker zou helpen. De tong is immers de bezielde uitwas van het hart... En ze zijn ze- | |
[pagina 114]
| |
ker niet duur te noemen, maar twee dollar per doosje...’ Na een ogenblik van peinzen schudde vader zijn hoofd. Ook zei Chen Lianhe eens tegen vader: ‘Het is mogelijk dat deze medicijnen van mij uiteindelijk weinig zullen baten. Het lijkt me dat het geen kwaad kan om iemand eens na te laten gaan of er soms sprake is van overgeërfde schuld. Artsen kunnen helpen bij ziekten, maar aan het levenslot kunnen zij niets verhelpen, wat zegt u? Het is natuurlijk mogelijk dat hier een gebeurtenis uit een eerder leven meespeelt...’ Een ogenblik peinsde vader, en schudde toen zijn hoofd. Die vaderlandse artsen van ons zijn allen in staat de doden weer tot leven te wekken. Tenminste, uithangborden van deze strekking ziet men vaak als men langs de deur van een arts komt. Nu heeft men een stapje terug gedaan, zelfs de artsen zelf zeggen: ‘De westerse geneeskunde is beter in heelkunde, de Chinese is beter bij inwendige ziekten.’ Maar niet alleen waren er in S. toen geen westerse artsen, niemand had zelfs kunnen dromen dat er op de wereld zoiets als westerse geneeskunde bestond, zodat alle ziekten zonder onderscheid wel behandeld moesten worden door de nazaten van de Gele Keizer en Qi Bo.Ga naar eind* Ten tijde van de Gele Keizer waren geestenbezwering en geneeskunst nog niet gescheiden en zo komt het dat zijn nazaten tot op de dag van vandaag nog duivels zien en vinden dat ‘de tong de bezielde uitwas is van het hart’. Dit is het ‘levenslot’ van de Chinezen, zelfs artsen van faam kunnen daar niets aan verhelpen. Maar natuurlijk, als men niet bereid is een wonderpil op zijn tong te leggen en ook geen overgeërfde schuld weet te bedenken, wat heeft het dan nog voor nut, al heeft men meer dan honderd dagen lang de ‘gesprongen trommel-pil’ ingenomen? De waterzucht bleef ongeneeslijk en tenslotte was het zover dat vader alleen nog zwaar ademend op zijn bed lag. Nog eens vroegen we Chen Lianhe om langs te komen, een spoedconsult ditmaal dat tien dollar kostte. Weer als vanouds schreef hij een recept uit vol autoriteit, maar ‘gesprongen trommel-pillen’ gebruikte hij niet meer en ook zijn extra toevoegingen waren niet meer zo buitenissig, het kostte maar een halve dag voordat de medicijn klaar was. Maar toen we vader ervan probeerden te laten drinken stroomde alles uit zijn mondhoeken weer naar buiten. | |
[pagina 115]
| |
Van toen af aan was mijn verkeer met dokter Chen Lianhe afgelopen, ik zag hem alleen soms op straat nog langs flitsen in zijn snelle, door drie man gedragen draagstoel. Ik hoor dat hij nog steeds in goede gezondheid verkeert en zijn tijd verdeelt tussen zijn praktijk en de redactie van een of ander tijdschrift voor Chinese geneeskunst, waarin hij ijverig strijd voert met de westerse geneeskunst, die alleen voor heelkunde goed is. Het is zeker waar dat het westerse en het oosterse denken niet helemaal hetzelfde zijn. Ik weet dat in China een zoon die van zijn ouders houdt op het moment dat hun einde in aantocht is een paar pond ginseng koopt en er een drank van brouwt die hij in hun strot giet, in de hoop dat zij hun leven zo nog wat kunnen rekken, zelfs al was het maar met een halve dag. Een professor in de medicijnen echter leerde mij dat de taak van een arts hierin bestaat: wie genezen kan worden te genezen, wie ongeneeslijk is te laten sterven zonder pijn - maar deze professor was natuurlijk opgeleid in de westerse geneeskunst. Het duurde lang dat vader daar zo zwaar ademend lag, zelfs ik kon het haast niet meer aanhoren, maar niemand kon hem helpen. Soms schoot onweerstaanbaar de gedachte door mijn hoofd: ‘Was dat toch maar wat eerder afgelopen, die moeizame ademhaling...’ Maar ik voelde meteen dat deze gedachte onbehoorlijk was, zondig. Maar ook voelde ik dat zij goedgemeend was, want ik hield heel veel van mijn vader. Zelfs nu nog denk ik op dezelfde manier. Op een morgen kwam mevrouw Yan binnen, die ook in ons huis woonde. Zij was een vrouw die alles afwist van de etiquette, en zij zei dat wij daar niet zo werkeloos moesten afwachten. Wij trokken hem toen andere kleren aan en verbrandden papiergeld en het Boek van de hoge vorstin Guan Shiyin, en drukten hem de as in handen, in een papieren pakje... ‘Roep hem,’ zei mevrouw Yan. ‘Je vaders laatste ademtocht is haast aangebroken. Roep hem snel.’ ‘Vader! Vader!’ Ik begon te roepen. ‘Harder. Hij kan het niet horen! Schiet toch op!’ ‘Vader! Vader!!’ Zijn gezicht, dat reeds een vredige uitdrukking had gekregen, krampte samen, hij opende zijn ogen een klein beetje, alsof hij pijn voelde. ‘Roep! Roep hem toch snel!’ spoorde zij mij aan. | |
[pagina 116]
| |
‘Vader!’ ‘Wat?... Schreeuw toch niet... Niet...’ Hij sprak heel zacht en begon weer met zijn hortend gehijg. Het duurde een hele poos voor hij zijn oude uitdrukking weer hervonden had en vredig lag. ‘Vader!!’ Ik bleef hem roepen en hield pas op toen zijn adem stokte. Nu nog hoor ik hoe mijn stem toen klonk, en steeds als ik hem hoor moet ik bedenken hoe dat het ergste was wat ik mijn vader heb aangedaan.Ga naar eind* |
|