| |
| |
| |
Een keuze uit de gedichten
A. Marja
Zeer zacht kwam zij vannacht mijn kamer binnen,
zacht fluisterde haar nachtstem: je bent scheef-
gegaan, o jongen, zie toch dat ik leef
en hunker naar het vroegere beminnen.
En ik ben opgestaan en heb diep in een
spiegel de zin gezien van wat ik schreef;
het stond op mijn gelaat: opnieuw beginnen!
het ligt voor wie goedwillend is te geef.
Wie op het dode punt is aangekomen
moet verder leven als de dood niet komt
en leert zichzelf opnieuw als zinvol zien.
En in de nachten, dat hij weer kan dromen,
verneemt hij hoe de tegenspraak verstomt
en hoe de hoop weer fluistren gaat: misschien...
| |
Het gedicht
Als ik ga schrijven is het al geboren:
het schrijven is het knippen van de streng
en het vooroverbuigen om te horen
of het - men kan nooit weten van tevoren -
een lieveling zal worden of een kreng.
Ik had al lang de lust hiertoe verloren,
wanneer er niet de wieg was van uw oren,
waarin ik leg wat ik ter wereld breng.
| |
| |
| |
Ik
Omdat ik nu zo lang ben rondgegaan,
omdat ik voor de spiegel heb gestaan -
omdat ik bij mijn vader heb gewaakt
totdat hij in een nanacht overleed -
omdat ik haar van wie ik eenmaal zong
tot moeder van mijn kindren heb gemaakt -
omdat ik nooit zal weten wat mij dwong
te zijn het wezen dat dit alles deed -
omdat ik nooit zal weten hoe ik heet
(want wat men namen noemt zijn niets dan kooien
waarin men met de vogel ook het lied
kan redden van de chaos die ik draag
in slaap en wakker zijn -
naar wat neutronen en protonen bindt,
naar wat er aan de hemel hangt te flonkren,
naar wat er in mijn nieren ligt te kronklen,
en in het gras wil buitlen met mijn kind,
dat schatert als het mij tracht om te gooien
of vieze woordjes van mij overneemt -
omdat ik alles wat naar pose zweemt
veracht, en toch alleen maar kan poseren
(want vorm is pose en het ik is vorm,
zo goed als duif, gazelle, regenworm
zich in waarneembaarheid manifesteren) -
omdat ook als ik niet zou willen zijn
ik toch niet meer kan uitwissen dat mijn
krachtveld zich slingerde door andre velden -
| |
| |
omdat ik nooit geworden ben wat mij
het bloed, het hart, de hersenschors voorspelden,
spreekt slechts één ding mij vrij -
als ik, na nors te hebben doodgezwegen
wat soms gezegd wou worden, toch bezwijk,
en weer met woorden tracht te overwegen
of ik meer lijk dan ben, meer ben dan lijk.
| |
| |
| |
| |
Raakpunt
Je bent lief in de nacht, je fluistert:
maak me wild. Ik wil toch niet anders,
de dood parallel aan de liefde.
Je zegt: het is als muziek
heerlijk verschrikkelijk,
dan komen de woordjes van vroeger
en het touwklimmen van de gymnastiek.
Je mag me gerust gebruiken
omdat het voor mij goed is
die vrede vindt met het einde
terwijl jouw nachtelijk leven
onder zijn adem spartelt.
Maar waarom kan in het daglicht
de lucht zo dik tussen ons worden
dat ik je nergens meer nader,
terwijl je zoet bittere geur
nog hangt aan mijn handen?
| |
| |
| |
Hygiëne
dat ekonomische rechtvaardigheid
tot een beter wezen maakt.
En natuurlijk weet ik ook wel
dat er weer een slachtoffer is geboekt
van zijn eenheid der tegendelen
dat er weer iemand erkent
| |
| |
Maar ik blijf zo eenzijdig
de vrijheid na te streven
de progressieve belastingen
meer van arbeiders te houden
dan van de al of niet aristokratische
ook al ruik ik de rankune
Men kan van middelbare leeftijd zijn
en de nodige mislukkingen
men kan glimlachen om idealen
de pest hebben aan het pathos
het blijft godverdomme nodig
het koninkrijk gods is binnen ulieden
| |
Probleem
Ik spreek van God natuurlijk als het laatste,
het in geen woord of spiegel ooit weerkaatste,
ik vraag mij enkel af: ziet hij zichzelf
nu als een goede grap of een misplaatste?
|
|