| |
| |
| |
Light Verse
| |
| |
Lof der schilderkunst
Wilhelm Busch
(Vertaling H.L. Prenen)
Hoeveel manieren, mijne vrinden
zijn er om uw vertier te vinden! -
Bijvoorbeeld kan men bij een tante
met vrienden en met geestverwanten
die altijd van verrukking blaken
voor dingen die het Hogere raken,
in haar salon, op een soirée,
in onderling verkeer, met thee
en koek en kundige gesprekken
iets edelers in ons ontdekken
dan wat het dagelijkse leven
zo merendeels vermag te geven.
Dan komt het bloed weer tot bedaren,
dan trillen onze teerste snaren,
dan stroomt er iets uit ons gemoed
waar alle gasten door bekoord zijn;
want praten doet de mensen goed,
vooral wanneer ze zelf aan 't woord zijn.
De zilvervloot van de gedachten
die wij te formuleren trachten
als wij met onze medemensen
een nadere verbinding wensen,
hoe vrolijk koerst die langs de klippen
van tong, van tanden en van lippen
de mond in stromen woorden uit
en drijft op golven van geluid
naar de bekende openingen
die zij van de natuur ontvingen
opzij van 't hoofd; waarmee zij horen
wat in de haven hunner oren
voor waardevols naar binnen vaart. -
| |
| |
Doch meestal zijn ze het niet waard,
want telkens als wij goed op peil staan
ziet men ze zachtjes onder zeil gaan.
Niet ieder echter vindt met thee
zijn geestverwant op een soirée.
Want zij wie zulk een samenzijn
toch te beperkt is en te klein
en die het liefste zich begeven
in 't barnen van het volle leven,
die meer naar het gewoel verlangen
van pauzes en van wandelgangen,
wie d'eenzaamheid te drukkend werd:
gaan naar het opera-concert!
Daar kan men op fluwelen stoelen
zich innig bij elkander voelen,
zo philharmonisch! - Maar helaas
steeds stoort dat eeuwige geraas,
dat blazen, gorgelen en krassen
van toeters en van contrabassen,
dat klateren der klarinetten,
dat schetteren van de trompetten,
dat trommels- en dat paukenhakken
waarmee een groep in zwarte frakken
tot begeleiding der gezangen,
met kromme vingers, bolle wangen,
en door de Maestro aangespoord,
dwars door de conversatie boort!
Op die manier komt de verstrooiing
slechts onvoldoende tot ontplooiing.
Om zulk een drukte te ontvluchten
zoek ik mij stillere genuchten. -
Om ongestoord mij te vermeien
in 't kalme rijk der schilderijen
die zwijgend hangen aan de muren
stap ik de Academie binnen
(natuurlijk meestal met vriendinnen).
Gezegehd zijn die middaguren!
Wie hier vertoeft doet toch het wijste.
| |
| |
Hier is het rijk der gouden lijsten,
hier is de schoonheid onderdak,
hier ruikt het aangenaam naar lak,
hier wordt de wand in alle hoeken
bedekt door meesterlijke doeken
die rustig wachten op een kenner
en diens waardering. Nu, ik ben er. -
Met scherpe blik, en op de wijze
der kenners, kijk ik naar de prijzen,
en bij nauwkeuriger betrachting
stijgt met de prijzen ook de achting.
Dan tuur ik door de holle hand
en kijk en knipoog: ‘Ah, charmant!
Dat koloriet, die ordonnantie!
Dat lijnenspel, die elegantie!
Die schoonheid en die harmonie!
Een meesterwerk der fantasie!
Ah, zie eens die valeurs, gravin!’
En zij, die ondertussen in
haar kanten zakdoek, zacht en geurig,
haar neus snuit, lispelt: ‘Oh, hoe fleurig!’
De bouwkunst is ook wonderbaarlijk
ofschoon de kosten vaak bezwaarlijk,
als zij de rimpels der bejaarde
der eeuwenoude moeder aarde
in prachtige gebouwen hult,
met torens en kazernes vult.
En de plastiek, die ons verheugt,
daar zij de houding en de deugd
der grote mannen dezer aarde
voor 't dankbaar nageslacht bewaarde.
Sta toe dat ik haar lof bezing,
omdat een elke vreemdeling
die juist de trein verlaten heeft
en aarzelend zich op weg begeeft,
nog nauwelijks wetend hoe of wat,
toch de bekende Schiller heeft.
| |
| |
Maar groter roem zal híj verwerven
die kleuren koopt en dan gaat verven.
Wie weet plafonds en dergelijke
zo vol historie te bestrijken
dat het nog eeuwen tot ons spreekt?
(als 't ondertussen niet verbleekt).
Wie levert ons de taferelen
van genrekunst en minnestrelen
en met landouwen en valleien
de groene landschapschilderijen?
Wie gaf het edel voorgeslacht
dat ons goddank heeft voortgebracht
de vaderen, allen op een rij
sinds duizend jaar of nog meer
zo meesterlijk in olie weer?
Wie staat bij elk in hoge eer?
De schilder, met zijn bonte kleuren!
Hij weet de wereld op te fleuren.
Daarom, o jongeling, schep moed!
Sta op en koop een brede hoed
en mogelijk een fluwelen jas,
een pilobroek, een stippeldas,
- want dit kostuum staat in de gunst, -
en werp u op de schilderkunst!
Misschien, wellicht van lieverlee
- wie weet? - verdient ge iets ermee.
Met dit bemoedigend geluid
leg ik de pen neer, en besluit.
|
|