te worden gesteld een bijdrage te leveren tot het herstellen van rust en orde, en geven zij uitdrukking aan een besef van totale verlatenheid in een verworden wereld.
Vanaf najaar 756 tot voorjaar 757 verbleef Du (als gevangene van de opstandelingen?) in Chang'an. ‘Maannacht’, ‘Tijdens sneeuwval’ en ‘Lenteaanblik’ werden in deze periode geschreven. ‘Maannacht’ is een van de beroemdste liefdesgedichten uit de Chinese literatuur. De plaatsnamen in dit gedicht zijn ongetwijfeld ironisch gebruikt: Fuzhou heeft dezelfde uitspraak als ‘gouw van geluk’, Chang'an betekent ‘eeuwige vrede’. De vergelijking tussen de geliefde en de maan (in het bijzonder de wonderschone maangodin Chang'e) is heel oud in de Chinese poëzie. Bij de laatste regels van ‘Lenteaanblik’ dient men te bedenken dat tot de verovering van China door de Mandsjoes in 1644, Chinese heren hun lange haren opgestoken in een wrong onder een kap droegen.
Na in 757 uit Chang'an gevlucht te zijn, bekleedde Du een ondergeschikte functie aan het keizerlijk hof. Vanaf 759 verbleef hij enkele jaren in het zuidwestelijke Sichuan, als adviseur van de gouverneur van die provincie. Hij woonde in deze tijd met vrouw en kinderen in een dorp even buiten de provinciale hoofdstad Chengdu, ‘de Brokaten Stad’ van ‘Vreugde over de regen, tijdens een lentenacht’. Te oordelen naar ‘Dorp bij de stroom’ moeten deze jaren een van de gelukkigste perioden in zijn leven hebben gevormd. Maar ook ‘Slapeloze nacht’ werd in 764 in Chengdu geschreven.
Du sleet zijn laatste levensjaren zwervend van stad naar stad in Sichuan, Hubei en Hunan, op zoek naar een nieuwe patroon. Vaak reisde hij per boot over de belangrijkste verkeersader van dit gebied, de Yangzi (de ‘Rivier’ of ‘Grote Rivier’ in ‘Op de Rivier’, ‘Gevoelens 's nachts tijdens een reis’, en ‘Bij het bestijgen van een hoogte’). De moderne provincies Hubei en Hunan beslaan het grondgebied van de oude staat Chu.
De tien hier vertaalde gedichten van Du zijn alle normgedichten (lüshi). Du geldt als de eerste grootmeester van deze bijzondere vorm van shi-poëzie. Normgedichten tellen acht regels en hebben een uniforme regellengte van vijf dan wel zeven syllaben. Zoals in alle vormen van shi-poëzie valt de regel vrijwel steeds samen met een grammaticale zin. De regels drie en vier dienen parallel te zijn, dat wil zeggen dat beide zinnen eenzelfde syntactisch patroon vertonen en op overeenkomstige posities contrasterende woorden