[De Tweede Ronde 1983, nummer 3]
Voorwoord
Dit Herfstnummer 1983 is een ‘vrij nummer’: het richt zich niet op één bepaalde literatuur, maar biedt een selectie uit wat ons blad in het afgelopen jaar werd toegezonden dat niet paste in een themanummer.
Het accent ligt ditmaal op Baudelaire, vertegenwoordigd met zijn laatste zelfportret op het omslag, en met zestien superieure vertalingen; vijftien zijn van de hand van Petrus Hoosemans, die kort geleden al een voorproefje van zijn kunnen toonde in De Revisor; de zestiende is van W. Jonker, die voor dit nummer ook een klassiek gedicht van Auden vertaalde. Meer vertalers debuteren in dit nummer op hoog niveau: Jozef van Acker met een Éloge van Saint-John Perse, K.J. Groenewolt met een subtiel verhaal van Valéry Larbaud, Marcel Brugmans en Tim Menger met een groot deel van Blake's ‘Huwelijk tussen Hemel en Hel’. Aan Vertaalde Poëzie verder: vier Chinese dichters (vertalingen van W. Idema, bewerkingen van Jan Kal), acht gedichten (uit een bundel met honderd gedichten die over een maand verschijnt) van Emily Dickinson, en een lang gedicht van de Australiër Peter Porter (vert. Bert Voeten).
Vertaald Proza bevat, naast het al genoemde, werk van de blinde Russische Esperantist Erosjenko, van de beste Chinese schrijver van deze eeuw, Lu Xun, en van Vladimir Nabokov (een uit de Russische emigrantenpers opgedolven verhaal uit 1926).
De rijke verscheidenheid aan vertalingen moge de aandacht niet afleiden van de Nederlandse bijdragen: twee verhalen, van Peter Burger en L.H. Wiener; poëzie van o.m. Gangadin, debutanten Dingeman Kuilman en Frans Kuipers, Morriën, Voeten, en met name Eva Gerlach, met Tien Gedichten. Voorts een Essay van Timmer, Tekeningen van Blake, Anthologie met A. Marja en tenslotte Light Verse waarin vele oude bekenden, een nieuweling (Rob Wervers) en een teruggekeerde (H.L. Prenen), die zijn regelmatige medewerking heeft toegezegd, met een Wilhelm Buschvertaling.
Redactie